Maatschappelijk leiderschap
Aristoteles verklaart succes Wilders
Aristoteles is de goeroe van de retoriek. In zijn verhandeling uit de oudheid maakte hij onderscheid in drie soorten overtuigingsmiddelen: Ethos (het gezaghebbende verband tussen spreker en onderwerp), Pathos (het bespelen van de emoties bij het publiek) en Logos (de kracht van argumenten en een goede redenering). In de Nederlandse openbare debatcultuur is het zeer ongebruikelijk om het eerste type te gebruiken (en eigenlijk ook het tweede, maar dat is nu even niet het punt). Nederlanders starten daarmee hun betogen eigenlijk halverwege, in het lucht- en persoonsledige.
Nederlandse sprekers gaan meteen naar het onderwerp en vooral de logica van hun betoog. Dit is in Aristoteles‘ termen een abstract en eigenlijk ook weinig overtuigend begin. Men start immers niet met het uitleggen van de fascinatie voor het onderwerp, hoe deze spreker kennis hierover heeft vergaard en hoe dit paste in zijn/haar persoonlijke biografie. Daarover wordt dus heel veel verondersteld. Vooral veronderstelt de spreker daarmee dat het publiek diens gezag direct accepteert, omdat hij/zij achter een katheder staan, er netjes uitziet en iemand anders blijkbaar heeft voorgeselecteerd. Maar die gehoorzame tijd is voorbij. Het verhaal dat de spreker houdt, moet passen bij het verhaal dat de spreker is. Zijn/haar biografie, motivatie en karakter moeten consistent zijn met zijn (politieke) boodschap en hij/zij moet dat ook uit en te na uitleggen. Zoals ik eerder in dit weblog schreef: the character is the message.
Vanzelfsprekend gezag
Vanzelfsprekend gezag op grond van positie en uiterlijk zijn voorbij. Daarom heeft Obama geïnvesteerd in zijn drie boeken over zijn verleden. Daarmee heeft hij overtuigend een link gelegd met zijn boodschap van verzoening. Volgens de wetten van de retorica moeten we dat eigenlijk omdraaien: hij kon geen andere boodschap hebben! En daar wint nu Wilders het ook op: zijn recalcitrante, opstandige, oppositionele geluid, inclusief zijn opvallende haardracht en zijn voorgeschiedenis van boos opstappen uit de VVD fractie, passen een-op-een bij zijn politieke boodschap van nationaal isolement, afkeer van vreemdelingen, opkomen voor de ‘gewone man’ en het – verontwaardigd – slachtoffer zijn van zogenaamd elitaire gebruiken in het parlement.
Past een inhoudelijke boodschap wel bij een persoon?
Veel van onze politici zullen veel meer bij zichzelf te rade moeten gaan of hun inhoudelijke boodschap wel past bij hun persoon. Een klein voorbeeld: hoeveel gelijk hij ook inhoudelijk kan hebben, minister Plasterk, als voormalig succesvol hoogleraar en ook nog minister van onderwijs, is natuurlijk de minst aangewezen persoon om op te roepen tot meer gezichtbepalende PvdAers met een lage opleiding! Nog andere voorbeelden: Ruud Lubbers kon juist door zijn imago van miljonair en zakenman de overheids financiën saneren en vooral privatiseren, Wim Kok kon als voormalig voorman van de grootste vakcentrale oproepen tot ‘werk, werk, werk’ en het akkoord van Wassenaar sluiten. Aristoteles laat ons zien welke politicus in welke omstandigheden succesvol kan en mag zijn en welk deel van zijn geloofwaardige imago hij/zij moet vasthouden, cultiveren, uitvergroten. Helaas betekent dit dus ook dat karaktermoord hoort bij het moderne politieke proces. We zullen dus meer van die rumoerige en ronduit onbeleefde debatten gaan zien als het slotdebat tussen de nationale fractievoorzitters bij de Europese verkiezingen. Die daar allemaal gingen zitten, met al hun nationale status om vervolgens uit te gaan leggen dat het niet over nationale politiek zou moeten gaan, op Wilders (en Rutte) na! Wie heeft Aristoteles nu het beste begrepen?