Disruptief burgerschapUitgelicht
Commissie Remkes: Binnenhof kijkt naar binnen
Disruptie van democratie niet begrepen
Er stond een recensie van mijn nieuwe boek in FD die begon met dat ik liever John Lennon zou horen en mee neuriën dan het rapport van de commissie Remkes lezen. Daar had de recensent, Farid Tabarki zeker gelijk in. Toch ontkom ik er niet aan het rapport hier te behandelen, omdat in veel lezingen en debatten over de thema’s uit mijn boek zoals #disruptiefburgerschap en #civilleadership ook de formele en constitutionele discussie boven komt over onze representatieve democratie. En dan is de laatste officiële stand in het Haagsche over het Nederlandse parlementaire stelsel, natuurlijk dit rapport.
Strategische slagen naar de toekomst gemist
Ik zal niet alle inconsistenties, de soms ouderwetse en ‘sociaal veilige’ (dus binnen het politieke dorp ‘Den Haag’) zogenaamde analyses en verhullend taalgebruik hier behandelen. Ik zal me concentreren op de vraag waar het rapport de strategische slagen naar de toekomst mist. Dus over de noodzakelijke anticipatie van formele democratie op modern burgerschap en dreigende disrupties als gevolg van de #digitalcivilrevolution, zoals die in mijn boek onderbouwd zijn geanalyseerd. Dit missen varieert overigens van geheel niet zien tot sporadisch wel even noemen, danwel en dat is zeker een rode draad die ook al bekend is van veel disruptieliteratuur uit de markt: het vooral als bedreiging zien voor de eigen (huidige) politieke positie en cultuur en routines! In dit geval kan men zich dan verschuilen achter de zogenaamde bescherming van de parlementaire democratie, wat veel mensen waarderen, maar de politiek en politici zelf blijven dus gemakkelijk buiten schot. Dat is de voornaamste reden waarom ik in mijn boek uitgebreid inga op strategische intelligentie, ook van politici (II.5). Die ontbrak namelijk op veel plaatsen in de markt bij zittende partijen en dus ook hier. De commissie trekt niet de echt noodzakelijke consequenties, ook al staat de term ‘digitalisering’ af en toe in het rapport en zijn er zelfs paragrafen gewijd aan nieuwe media en digitalisering (4.4) en aan ‘Andere vormen van burgerparticipatie’ (5.3.) en ‘Keuzevrijheid in tijden van digitalisering’ (6.4).
“… men kan zich in zwermen op straat organiseren! Mij lijkt dat juist een versterking van de democratie.”
De grote zwaktes in deze analyses van de commissie Remkes vergeleken met de strategische punten die ik aanreik in mijn boek, zijn:
a. De digitalisering wordt wel vermeld en besproken, maar vooral als bedreiging. Bedreigingen zijn inderdaad belangrijk zoals security, terrorisme via de nieuwe kanalen, privacy en manipulaties van verkiezingen, zoals o.a. speelt met Facebook en Cambridge Analytica bij de laatste Amerikaanse presidentsverkiezingen. Het is dus goed dat daar tijdig op gewezen wordt, maar de hele slag die ze daardoor missen, is de slogan van mijn boek: ‘It’s not technology, stupid, it is mentality’. Tot verbazing van de commissie, zo lijkt het, wordt geconstateerd dat veel burgers zich niet langer vertegenwoordigd voelen en afhaken, zowel door wegblijven bij verkiezingen als door protest bij maatregelen die ze direct raken. Wat men dus geheel niet ziet is dat dat mede direct en openlijk bovenkomt door de nieuwe technologie. Men heeft informatie, men wisselt meningen uit, men ontdekt dat de onvrede veel breder en dieper zit en men kan zich in zwermen op straat organiseren! Mij lijkt dat juist een versterking van de democratie. Alleen zullen dus veel zittende politici en zeker huidige politieke bestuurders dat zeker niet vinden!
b. De ‘nieuwe’ media worden wel besproken, maar in de kern als aanvulling op het bestaande medialandschap. Niet zoals in mijn boek als strategisch en fundamenteel anders, doordat er een direct kanaal van, voor en door burgers bij gekomen is. Eigenlijk blijft de commissie vooral zitten in een opvatting van media als passief kanaal van politieke boodschappen, naast enige aandacht voor democratische rollen van de vrije pers als bovenhalen van onwelgevallige feiten voor politici, mede-controle op de macht of stimuleren en verbreden van publiek debat. Wat ze dus geheel missen is dat een groot deel van het publiek debat zich verplaatst naar dat directe forum in plaats van ‘s lands vergaderzalen en dat voortaan de tegenmacht van ophalen van onwelgevallige feiten daar zit. Dat is nu de politieke agenda aan het bepalen. Daarnaar luisteren wordt cruciaal voor politici om herkozen te worden. Tevens blijft dus de zelfproductie van burgers op dat kanaal buiten beschouwing. Precies zoals Stef Blok niet door had dat we tegenwoordig 16 miljoen journalisten hebben, in plaats van de eerdere overzichtelijke en te beïnvloeden journalisten en redacties (over manipulaties gesproken).
c. De commissie blijft dan ook zitten in de klassieke rol van overheid en politiek: nieuwe wetten maken tegen die bedreigingen. Net als bij disruptie in de markt hebben ze dus niet door dat hun rol strategisch aan het veranderen is en vooral, mijn punt ook bij de Tegenlicht Meet Up van 21 januari, dat dus het leiderschap ontbreekt om de democratie te verdedigen in dat nieuwe medialandschap en met die machtiger burgers. Dat komt vooral omdat leiderschap over personen en hun persoonlijke drijfveren gaat. De Nederlandse bestuurlijke en bureaucratische circuits zijn altijd zwak geweest in beoordelen en selecteren van personen, omdat dat te dicht aanligt tegen de kleine circuits die daarover gaan. Vandaar ook het grote geloof dat in Nederland heerst in regels, procedures en toezicht daarop. Hier speelt nog mee dat de commissie weliswaar pleit voor een Wet op de Politieke Partijen (vanuit overigens een goed punt, waar Nederland erg naïef in is: het tegengaan van corruptie en belangenverstrengeling, zie vooral hoe de Eerste Kamer recent afhield dat er meer formele afspraken en informatie moet komen over functievermengingen), maar op geen enkele manier analyseert wat politieke partijen toevoegen aan de democratie, zoals dus kandidaatstelling en recrutering, maar ook de connectie met de civil society die nogal verloren gegaan is. In mijn boek analyseer ik hoe zowel de benoeming tot president van Macron als van Trump buiten de politieke partijen omging, dankzij het nieuwe medialandschap: dat lijkt me behoorlijk strategisch. Trump is ook nog steeds ‘Twitter-in-chief’.
Zelfs het belangrijke voorstel van een Constitutioneel Hof dat wetgeving toetst aan grondwet en rechtsstaat wordt niet afgemaakt richting de machtige en belangrijke burger. In mijn boek pleit ik voor een onafhankelijk agentschap dat alle wetten voor de parlementaire behandeling toetst op burgerrechten, burgerkracht en burgermacht, tegen politiek en bureaucratie in, omdat die er niet aan (willen) denken. Die toets wordt door de commissie bij dit Hof totaal niet genoemd. Terwijl ook de Bondsrepubliek, waarnaar verwezen wordt, dit Hof laat toetsen op ook burgerrechten!
Waardoor voelt de burger zich niet langer gerepresenteerd en hoe gaat disruptie van democratie in zijn werk?
Dit alles is wel vreemd. De commissie voert als belangrijke reden op dat het onbehagen en het afhaken van burgers op democratie sterk is toegenomen en dus ook de representativiteit van de huidige vertegenwoordigende gremia ernstig onderuit gaat. Maar ze analyseert in haar probleemanalyse dus net niet de belangrijkste onderliggende strategische factoren:
- Burgers hebben als niet-stemmers nog steeds een kanaal om hun onrust en ontevredenheid te uiten met daarbij nog steeds veel politieke invloed. Ze hoeven dus niet te stemmen, ze kunnen ook onderling hun mening publiek afstemmen en het eens-in-de-4-jaar stemmen past al helemaal niet in hun huidige opvoeding en training op internet.
- Het leiderschap om tegenover die moderne burger de democratie en de waarden erachter te verdedigen ontbreekt. Er is dus veel meer aandacht nodig voor de leiderschapskwaliteiten van politici dan nu in de selectiemechanismen zit. (Dat de commissie daar niets over zegt, tekent vooral het naar binnen gekeerde blikveld: je gaat jezelf toch niet bekritiseren in zo’n rapport? En dus blijven de analyse en aanbevelingen lekker abstract en systeemgericht, al zitten er bij de aanbevelingen – vernieuwend – ook maatregelen die expliciet een wijziging van werkwijze en dus cultuurverandering omvatten!)
- En, ondanks dat er terechte aandacht en maatregelen in staan rond meer directe democratie (wat dus bij de technologische revolutie hoort) wordt dat beperkt tot het correctief referendum. Daar zal de commissie erg trots op zijn, want het is sterker dan het huidige en gaat tegen nogal wat consensus onder zittende politici in, maar ze beperken het daardoor juist tot hun huidige eigen werk. Onderwerp van dit referendum zijn immers wetsvoorstellen die door hen behandeld en goedgekeurd zijn. Het stelt dus hun eigen werk centraal. Ik voorspel nu al dat veel burgers dat helemaal niet interessant of relevant zullen vinden (en dus komen er opkomstproblemen) en zich zullen blijven richten op wat hen direct en heden raakt of zorgen maakt of belast. Dus: meer directe democratie, ook met formele bevoegdheden is een goede richting, maar deze beperkte reikwijdte is onzin, hoe politiek gevoelig het op het Binnenhof ook mag liggen. Dat weten we nu net van disrupties in de markt: de verhoudingen veranderen, je strategische rol wordt anders en de grootste verrassing zit erin dat je producten en diensten hun relevantie verliezen!
En dat is het ergste wat politici kan overkomen, waarom ze er dus ook niet aan moeten denken: schelden en oneens zijn, dat zijn ze gewend, hoe hard en grof het soms ook kan zijn, maar stilte ‘aan de overkant’ , dus genegeerd worden of irrelevant verklaard is waar ze echt niet tegen kunnen, juist dat is dus disruptie! Nou mag je van een staatscommissie ook geen revolutie verwachten, maar toch wel enig revolutionair inzicht?