Jannah Theme License is not validated, Go to the theme options page to validate the license, You need a single license for each domain name.
Maatschappelijk leiderschap

Terugblik Eerste-Kamercampagne II: Verandering van een politieke partij

Dit is het tweede deel van mijn evaluatie van de Eerste-Kamercampagne in de PvdA in het najaar van 2010. In het eerste deel schreef ik het over de door mij beoogde koers en cultuur (het doel), hier gaat het meer over de gekozen campagne- en veranderingsaanpak (de middelen). Al meer dan 8 jaar houd ik me nu bezig met de PvdA en haar organisatie en cultuur verandering, startend bij de deelname aan de commissie-Brouwer in 2002. Altijd op vrijwillige basis in een unieke combinatie van vele landelijke en lokale bijdragen.
De  periode sinds 2002 kan met gemak historisch genoemd worden, gemarkeerd door het gedwongen vertrek van Marijke van Hees, de verkiezing van Ruud Koole, het aftreden van Wim Kok tot de moord op Fortuyn, van de opkomst van Wouter Bos tot die van de PVV, van het aftreden van Michiel van Hulten (waarna ik het interim bestuur adviseerde) tot nu een oppositierol onder leiding van Job Cohen. Ik was daar vrijwel steeds wel ergens bij betrokken. Tussendoor heb ik ook vaak inhoudelijke zaken mogen oppakken: een visie op de gezondheidszorg in 2005 en op burgerschap en maatschappelijk middenveld in latere jaren. Juist het feit dat ik het op vrijwillige basis deed, maakt me echter al tot buitenstaander. Politiek was nooit mijn hoofdtaak en beroep. Ik bleef de ondernemer, expert, strategie consultant. Dat leidde bij de start van de campagne tot de lachwekkende kritiek van sommigen ‘dat ik eerst maar eens vrijwilligerswerk moest gaan doen, folderen of zo’. Duidelijk voortgekomen uit de perceptie dat niemand, met name op landelijk niveau, dat werk wat ik deed, kon hebben gedaan op vrijwillige basis!

Buitenstaander

Ik heb vele malen ook de reactie gekregen van mensen die meenden ‘dat ik toch al lang in de Eerste Kamer zat’. Binnen deze door professionele politici gedomineerde cultuur was ik dus al een buitenstaander. Ik was dat echter weer niet naar de politici van alle partijen in de Eerste Kamer: dezen hebben vaak meerdere nevenfuncties en bestuurlijke banen en velen behoren al jaren tot mijn actieve netwerk. Ook de vraagstukken waar zij zich in wetgeving over buigen, zijn vaak ook onderwerp van mijn debatten en Public SPACE studies. Vervolgens moet ik echter constateren dat ik me ook teveel als buitenstaander heb gedragen in mijn campagne aanpak. Ik had geen enorme ‘Wille zur Macht’ toen ik aan de campagne begon. Ik was niet uit op een baantje, dat had ik immers via de PvdA daarvoor ook nooit gehad. Hierin ging ik zelfs zover dat ik aangaf mijn vergoeding voor de EK wel te willen storten voor een goed doel. Dit liet ik weer vallen toen ik merkte dat een deel van de partijgenoten dit ronduit schokkend vond. Ik zou daarmee suggereren dat die vergoeding te hoog is en dat anderen het wel voor het geld deden. Maar, los van de betaling: ik had ook geen enorme behoefte per se die formele politieke positie te veroveren, en dat moet natuurlijk eigenlijk wel. Zo had ik me niet vooraf voorzien van de steun van prominenten. Ik heb niet vooraf allerlei netwerken binnen de partij, waarvan ik er vele goed ken, benaderd voor steun. Ik had niet eens mijn 50 handtekeningen ter ondersteuning van mijn kandidatuur vooraf ‘geregeld’. (Achteraf had ik er ruim over de 100, mede omdat ik in de vele lezingen die ik in die tijd gaf, ook voor niet-PvdA publiek, er steeds over begon en naar vroeg. Dat leverde de PvdA onverwachte sympathie op, omdat velen verrast waren dat de PvdA dergelijke verkiezingen kende). Een professioneel politicus doet dit natuurlijk wel en zet vervolgens geen stap in de publieke sfeer voordat dit goed binnenskamers geregeld is. Ik denk dat dat zeker nadelen heeft en kan leiden tot bange politici die alleen doen en zeggen wat de brede partij en haar leiding wil. Maar wat ik deed leidt in ieder geval ook niet tot het succesvol veroveren van een politieke positie, dat is duidelijk.

Gezag of macht?

Wat me hier parten speelde, is mijn eigen carrièreachtergrond. De laatste 25 jaar heb ik succesvol gestuurd op gezag en niet macht, op professionele toegevoegde waarde en niet positie en status, op netwerken en niet op hiërarchie. Je zou kunnen zeggen dat ik ook hier meende met een goede boodschap, goede retoriek, een goede presentatie, kortom een professionele, maar wel persoonlijke aanpak, een heel eind te kunnen komen. En dan voor het doel dat mij voor ogen stond: opwekken tot nieuw debat, strijdlust introduceren, vooruitkijken naar de PS en EK verkiezingen van maart 2011 vanuit urgentie. Hierin komt het woord ‘positie’ niet voor. Mijn gebrek aan rücksichtslosigkeit in de jacht op een positie is ook duidelijk in wat ik NIET deed: juist als buitenstaander had ik natuurlijk de huidige leiding van de PvdA moeten en kunnen verketteren en bekritiseren. Daar was ook wel enige steun voor, in mijn gesprekken met partijgenoten kon ik zeker merken dat er bezorgdheid is. Maar hier koos ik nu net voor een loyale opstelling, ook dat is dan mogelijk politiek-naïef, maar het paste dus wel in mijn doel: de verkiezingen van maart 2011 winnen en ons daar nu op voorbereiden. Meedoen met het gehuil van de wolven in het bos over de leiding en daarmee de verdeeldheid en onrust vergroten, pasten daar zeker niet bij. Ook het hele idee van een bijdrage leveren door het starten van een campagne was natuurlijk bedoeld als een positieve bijdrage aan de partij, anders had ik wel kritische columpjes over de partij geschreven.

Strijdige ambities

Ik heb ook nooit gedacht dat ik zou winnen, daarvoor kwam ik echt teveel van buiten. Binnen de cultuur van de PvdA (en misschien wel elke partij, zie het terugtrekken van Deetman en Grapperhaus als kandidaat voorzitter CDA) is zo’n opstelling eigenlijk dubbel-naïef. Enerzijds ga je wel de strijd aan om een politieke positie in een cultuur die dat zeer belangrijk vindt en waarin je dus ook bedreigend bent voor andermans ambities. Mijn kandidatuur die het startsein opleverde voor deze verkiezingen heeft ook vast mensen verrast of van hun plannen afgehouden. Anderzijds doe je dat niet om te winnen, maar om ‘het debat en de strijdlust’ terug te krijgen. Maar in diezelfde cultuur wordt er alleen naar je geluisterd als je een politieke positie hebt! Hetgeen goed blijkt uit de gang van zaken na de campagne: de kandidaatstellingscommissie zag geen enkele reden mij alsnog verkiesbaar op de lijst te plaatsen, ik had nu eenmaal verloren, mijn inzet en inspanningen deden er verder niet toe, maar ook: ik had natuurlijk geen enkele ‘claim’ op de partij vanuit een professionele politieke functie die ik nu of recent vervuld had. Dat is hard, maar intern-politiek wel te rechtvaardigen.

Buitenstaanders zijn nodig

Er is alleen een maar. Dat zijn de huidige culturele mechanismen. Mijn campagne ging er juist over dat er nu te weinig gevoel van urgentie zichtbaar is dat het fundamenteel niet goed gaat met de PvdA. Dat er dus ingrijpende, ook culturele veranderingen nodig zijn. Om te beginnen in de opstelling van de Eerste-Kamerfractie, maar ook partijbreed. Daarin hebben buitenstaanders een belangrijke rol. Dezen kunnen nieuwe netwerken, allianties en inzichten meebrengen. Vanuit mijn andere professionele achtergrond kan ik eigenschappen meebrengen zoals: onbevangenheid, buiten-politieke inzichten en persoonlijke strijdlust, andere karaktereigenschappen, dan waar het politieke bedrijf nu op afrekent. Dan moet ik constateren dat er nog niet genoeg gevoel van urgentie is om tot echte doorbraken te komen. Maar dat is het lot dat ik ook al 25 jaar onderga als innovator, denker en strateeg: nieuwe inzichten en nieuwe organisatie praktijken vergen jaren van gestage veranderingsaanpak en voortdurende overtuiging. Laten we hopen dat de politieke partijen, ook de PvdA, dit doorzetten.

Related Articles

Back to top button