Disruptief burgerschapMaatschappelijk leiderschapMaatschappelijk ondernemerschap

Corporatiebestuurders: beter luisteren naar burgers

10 september 2012 – De laatste jaren ziet Marc Calon, voorzitter van de koepel voor woningcorporaties Aedes, dat veel politieke partijen een afkeer hebben ontwikkeld van het maatschappelijke middenveld, zelfs PvdA en CDA die nog het dichtst bij maatschappelijke organisaties staan. Megalomaan gedrag, soms ongebreidelde schaalvergrotingen, salarissen en bonussen die de Balkenendenorm van 193 duizend euro ver te boven gaan en riskante financieringsconstructies waardoor een fors aantal corporaties in de problemen zit, met Vestia als recente meest prominente voorbeeld. De corporaties moeten kleiner, vindt de politiek. De greep van de overheid lijkt groter te worden, ofschoon juist de VVD huiverig is dat dan de concurrerende invloed van de markt wegvalt.
Betrokkenheid
‘Het is niet een kwestie van terug naar de overheid of terug naar de markt. Ik geloof daar ook niet in. We zijn door de verzelfstandiging in de jaren ’90 in het midden gezet en daar ben ik nog steeds heel erg voor’, zegt Calon. ‘We moeten wel terug naar onze oorsprong, naar ons verleden. Honderd jaar geleden zijn de corporaties ontstaan vanuit het private initiatief. Daar kwam geen overheid aan te pas. Er was toen een grote betrokkenheid van burgers met de corporatie. Ik wil weer terug naar die situatie: we moeten weer in contact komen met burgers, burgers moeten zich weer betrokken voelen met hun corporatie.’
Kleine scholen
Het is een vraagstuk dat volgens Calon helemaal niets te maken heeft met schaalgrootte. ‘Ik was ooit voorzitter van een schoolbestuur in Groningen met een algemeen bijzondere landbouwschool en een protestants-christelijke landbouwschool. Die scholen vielen onder het ministerie van landbouw. De scholen in het gewone onderwijs werden per decreet aangestuurd door het ministerie van onderwijs in Zoetermeer. Onze scholen werden vanuit de ouders en betrokken maatschappelijke organisaties aangestuurd. Wij hadden ook altijd ouders in ons bestuur. Die school is gegroeid van driehonderd naar dertienduizend leerlingen. Toch hadden we geen enkele vestiging met meer dan 700 leerlingen. Dat was zo afgesproken. Ondanks de grotere schaal zorgden we ook dat de leiding contact hield met de werkvloer. Ik zeg altijd: een directeur van een fietsfabriek moet ook weten dat er in een fietsband een ventiel zit.’
Ymere
Uniformeren is niet belangrijk, aldus Calon, net zo min als de omvang van de totale organisatie. ‘Belangrijk is de menselijke maat in een organisatie. Wij hebben corporaties met 75 huurwoningen en een grote corporatie als Ymere met 88 duizend huurwoningen. Op Ymere ben ik heel trots vooral omdat die de betrokkenheid en verbinding in de buurt heel goed hebben geregeld. Groot is niet per definitie slechter dan kleiner. Wij hebben ook kleine corporaties waar het slecht is geregeld omdat bestuurders te veel op afstand staan.’
Kiezers
Calon zoekt nadrukkelijk naar het verbeteren van de maatschappelijke betrokkenheid. ‘Ik ben hartgrondig voorstander van de corporaties als maatschappelijke ondernemingen in het midden tussen overheid en markt. In het midden missen we, net als scholen en ziekenhuizen, iemand die ons afrekent. In de markt wordt je gekerstend door het geld, onder de overheid door de kiezer. Ik zoek naar meer maatschappelijke betrokkenheid. Veel van onze leden zijn in gesprek met wethouders, gemeentebesturen en stakeholders. Maar die zijn niet de baas. Ik wil huurders en burgers betrekken. Als ik dat zeg, krijg ik vaak als kritiek dat mensen geen tijd hebben en geen maatschappelijke betrokkenheid. Wanneer ik zie wat er in wijken met volkstuinen, Vereniging van Eigenaren en door maatschappelijk opdrachtgeverschap bij het bouwen van huizen gebeurd, geloof ik dat niet. We zullen wel nooit zo’n groot deel van de burgers als honderd jaar geleden direct betrokken krijgen, maar al halen we maar 1 procent dan is dat al goed.’
Met deze stellingname voor een bestuur, toezicht en verantwoording, governance dus, die gericht is op verbinding met de huurders en burgers neemt Calon afstand van de concrete voorstellen die de politieke partijen doen om het foute gedrag van corporaties aan te pakken. Die voorstellen vormen namelijk in zijn ogen geen antwoord op die fundamentele verandering die nodig is.
Tegen regionalisering
Het werkgebied van de corporatie beperken tot een regio, zoals Calons partij de PvdA bepleit, ziet de  voormalige Groningse gedeputeerde niet zitten. Hij wijst naar het voorbeeld van de FBTO, de Friese Boeren- en Tuindersorganisatie die ooit is opgericht als verzekeraar tegen hooibroei en tegenwoordig in de Randstedelijke studentensteden populair is als verzekeraar. ‘Een regionale knip aanbrengen is grote onzin.’
Het gaat dus niet om het regionaal inperken van het werkterrein van een maatschappelijke onderneming als de corporatie. ‘Je kunt niet zeggen: groot is niet goed. Essentieel is of de backoffice met de taken voor treasury, financiën en personeel en organisatie op orde is. En het  allerbelangrijkste is dat het onderhoud in de wijken en het maaien van het gras op veel lagere schaal gebeurd. Je moet niet een Groninger die geen Fries praat het onderhoud in een Friese woning laten doen, of omgekeerd.’
Sociale huurwoningen
Het werkterrein beperken tot de sociale huurwoningen onder de huurtoeslaggrens van 600 euro, zoals de VVD wil, wijst Calon ook van de hand. ‘Een corporatie heeft niet alleen tot taak bakstenen te stapelen. Het gaat ook om het scheppen van een omgeving die leefbaar is en die kan niet overwegend uit lage en middeninkomens bestaan. Bovendien is de particuliere markt verschillend. In Pekela kun je met een uitkering een fatsoenlijk huis krijgen in de particuliere sector, in Amsterdam kun je onder de 1200 euro niet in de vrije sector terecht. Een idioot standpunt dus van de VVD. Ik zou zeggen: begin met het aanpakken van de woningmarkt en als die goed functioneert, bedienen de corporaties vanzelf een kleiner deel.’
Zonder subsidie
Het terughalen van de corporaties onder de vlag van de overheid ziet Calon evenmin als oplossing. Fijntjes wijst hij op het verschil met de situatie uit het begin van de jaren ’90 toen de overheid de scepter zwaaide over de volkshuisvesting. ‘Er ging toen zes miljard subsidie in de volkshuisvesting, exclusief huurtoeslag en stadsvernieuwing. Nu worden er net zo veel huizen gebouwd als toen, maar wel zonder die subsidie. We zijn dus goedkoper geworden omdat we veel efficiënter werken. En we luisteren beter omdat we veel dichter bij de mensen staan dan een ministerie in die tijd.’
Dit is de vierde bijdrage in het debat van Public Space over de rol van het maatschappelijk middenveld. Eerder verschenen op de www.publicspace.nl: ‘Corporaties en maatschappelijk middenveld op Haagse snijtafels’, ‘VVD: corporatie kleiner en onder gemeentelijke vlag’ en ‘Het  middenveld is van ons, de maatschappij zijn wij’.

Related Articles

Back to top button