Jannah Theme License is not validated, Go to the theme options page to validate the license, You need a single license for each domain name.
Agenda archief

De disruptieve burger: van medezeggenschap naar co-creatie – StrategiePlatform Overheid 2017

Tijdens het StrategiePlatform Overheid op 8-9 februari georganiseerd door Management Events verzorgt Steven de Waal 2 x een workshop rond het thema “De disruptieve burger: van medezeggenschap naar co-creatie”.
Deze bijdrage is natuurlijk vooral gebaseerd op zijn laatste boek: ‘Burgerkracht met Burgermacht’. Kernanalyse achter deze titel is dat Nederland al vanouds, sinds meer dan 100 jaar, grote burgerkracht kent, op allerlei terreinen: gezondheidszorg, pensioenen, onderwijs, volkshuisvesting en zelfs publieke omroepen. Dat werd vroeger aangeduid als particulier initiatief. Door De Waal is dat in de jaren 90 gemoderniseerd met het concept en de onderliggende strategische analyse  van de ‘maatschappelijke onderneming’. Maar die lieve en vrijblijvende steun voor actief burgerschap en maatschappelijk ondernemerschap moet nu worden belegd met formele macht: toelaten burgercoöperaties, right to challenge van groepen burgers naar het bestaande aanbod, budgetrechten, bijvoorbeeld rond wijkbeheer. De tijd van slechts de belofte ‘naar de burger luisteren’ is voorbij.
Politiek is de ordening op basis van dat concept ‘maatschappelijke onderneming’ waarin je burgerinitiatief en privaat non-profit een eigen volwassen plek geeft naast de overheid in publieke dienstverlening nooit afgemaakt (Zie ook commentaar De Waal in hoorzitting in Tweede Kamer over wetsontwerp). De politieke aandacht is de laatste tijd vooral gegaan naar falend bestuur en de negatieve gevolgen voor publieke diensten en publieke middelen. Dat is op zich terecht, de schandalen en negatieve publieke en financiële impact waren veel te groot, maar het gebeurt wel vanuit een eenzijdige staatsvisie die falen bij anderen aangrijpt om als politiek zelf meer gewicht te krijgen en leidt inmiddels ook tot halve oplossingen, zoals bestuurderstoetsen zonder visie op leiderschap en soms zelfs ondermijning van de toezichthouder bij uitstek, de Raad van Toezicht/Commissarissen.
In de beleidsdiscussies is er nu een tegenstrijdigheid. Enerzijds de transformatie van de verzorgings- en verzekeringsstaat op basis van een nieuw paradigma, namelijk inzettend op een grotere rol voor actief burgerschap. Tegelijk worden de bestaande maatschappelijke ondernemingen steeds verder in overheidsregels en – toezicht ingesnoerd en daardoor juist ontdaan van hun wortels in en partnership met actief burgerschap.
Voor deze tegenstrijdigheid is er in de debatten onder dat boek een drietal verklaringen verkend.
Ten eerste: De ombouw naar actief burgerschap is mogelijk alleen retoriek. Zolang het gaat om kleinschalige ‘lieve’ burgerinitiatiefjes zonder institutionele impact, valt er politiek goede sier mee te maken. De organisatievraag (inclusief de rol van de bestaande maatschappelijke ondernemingen naar hedendaags actief burgerschap) en machtsvraag worden dus bewust vermeden.
Of, ten tweede: De maatschappelijke ondernemingen van nu hebben niets meer te maken met het actuele actieve burgerschap waar de overheid zo graag mee aan de slag zou willen. Ze zijn daarin mogelijk zelfs hindermacht, alleen aan zichzelf en het eigen voortbestaan denkend. De overheid ziet daarom geen waardevolle partnership meer met maatschappelijke ondernemingen, maar meent wel ‘iets’ te moeten doen met actief burgerschap. De overheid slaat daarom de maatschappelijke onderneming het liefst over en richt zich rechtstreeks tot die actieve burger.
Of ten derde: De burger ziet de maatschappelijke ondernemingen als overheid. Hij herkent en ondervindt daar niet de mogelijkheden tot partnership bij zijn eigen actief burgerschap. Ook vanuit de burger is dan het publiek/private concept van de maatschappelijke onderneming morsdood, het is geen vitale praktijk meer, maar een gestold instituut zonder levend maatschappelijk mandaat. De burger zoekt dus vooral zijn eigen weg (burgerkracht!), in energiecoöperaties, buurtondernemingen en zorgcoöperaties en rekent helemaal niet meer op een hulpvaardige overheid of, in het ogenschijnlijke verlengde daarvan, bestaande maatschappelijke ondernemingen.
Deze verwarrende en ogenschijnlijk niet helemaal doordachte opkomst van het burgerschapsdenken moet nader geduid worden. Dit betreft niet alleen zorg en welzijn, waar het nu een officieel beleidsconcept is (onder andere in decentralisatie naar gemeenten (die zouden dichterbij burgers staan), ‘keukentafelgesprekken’ en ‘Doe-democratie‘), maar ook op gebied van energie, woonomgeving, criminaliteitspreventie. De Waal analyseert in zijn boek dit type denken als gratuit en naïef. Dit is al goed te zien aan het gebruik van de domme term ‘participatiesamenleving’, een pleonasme: participatie leidt tot samenleving en geen samenleving zonder participatie. Ook te gemakkelijk gebruikt voor moeilijke politieke doelen, zoals bezuinigingen. Daarmee heeft actief burgerschap door het gebruik in zo’n politieke oproep een slechte naam gekregen.
Tegelijk, waarschijnlijk bij toeval, heeft het officiële debat daarmee wel een heel modern en toekomstgericht thema te pakken. Dat dat zo is, heeft twee grote strategische redenen.
Ten eerste: burgerinitiatief was altijd al dominant in Nederland, zo zijn immers de maatschappelijke ondernemingen ontstaan en hebben we ook dit publiek/private model in 5 sectoren: zorg, onderwijs, wonen, publieke omroep en pensioenen. Dit publiek/privaat model ingebed in wettelijke verplichtingen maakt het uniek in de wereld. Deze unieke kenmerken zijn: a) de dominantie en blauwdruk van het formeel inschakelen en vaak ook wettelijk uniformeren van private nonprofit-organisaties in publieke dienstverlening en b) daaraan verbonden de wettelijke verplichtingen tot deelname voor burgers aan deze privaat georganiseerde activiteiten, soms voor alle burgers (zoals bij pensioenen en zorg), soms voor burgers die in aanmerking (willen) komen, zoals bij onderwijs en sociale huisvesting.
De grootste misser in het officieel omarmen van veel burgerinitiatief is dus dat het verband met dit publiek/private model en dus de maatschappelijke ondernemingen niet wordt gelegd: zijn zij nu Partner of Concurrent van dat initiatief? Dat zal komen doordat de waarde en het unieke van dit model politiek niet erg doorleefd is. Het lijkt soms alleen te worden gehandhaafd om cynische redenen: het werkt voor de politiek als een private façade. Het model biedt immers ruimte voor heftige centrale ingrepen door de overheid, met een groot effect op economie en burgers en als het dan vervolgens ergens mis gaat, ligt het aan de betreffende top van de maatschappelijke onderneming. Goed voorbeeld van zo’n ingreep was de verhuurdersheffing.
De tweede reden is nog veel fundamenteler, namelijk de opkomst van het zelforganiserend vermogen van de burger via nieuwe communicatie- en smarttechnologie in combinatie met een zelfbewuste houding, o.a. door een hoger gemiddeld opleidingsniveau, maar ook door training in die techniek. De beheersing van de zogenaamde publieke opinie door de beperkte kring van officiële politici en aan hen gelieerde journalisten, sneuvelt nu als eerste.  Er is nu voor het eerst een echt publieke opinie! De conclusie van het boek is dat de omslag vooral een culturele en mentale zal moeten zijn aan de kant van de bestuurlijke elite. De tijd van polderpaternalisme: ‘We know best en regelen het voor jou. Doe jij nou maar niks, dan krijg je van ons goede zekerheid en service’, is voorbij. Dit heeft de passieve, maar boze en eisende burger gekweekt (ook omdat de paternalistische belofte wel moest falen), waar het populisme in allerlei politieke partijen op teert. We zullen moeten gaan inzetten op co-producerende, betrokken burgers bij alle vormen van publieke dienstverlening. Het publiek/private model van de maatschappelijke onderneming, met zijn doorleefde en nog steeds zichtbare historie in historisch maatschappelijk initiatief, blijkt daarvoor perfect voorgesorteerd. We zullen het alleen moeten inzien en waarmaken, niet alleen politiek, maar zeker ook bestuurlijk op die organisaties!
Het vervelende is dat Nederland een veel grotere moralistische traditie (dan is de nieuwe publieke opinie vooral populistisch, rabiaat, narcistisch), heeft dan een strategische (dan leer je eerst open en objectief kijken naar machten, krachten en kansen). Nog een lange weg te gaan.
sheet-samenvatting-burgermachtdebatten
 
StrategiePlatform Overheid op 8 en 9 februari, Hilton Rotterdam
Klik hier voor meer informatie en aanmelden
Download hier de presenatie
 
 

Related Articles

Back to top button