Maatschappelijk leiderschap
‘Observing Government Elites’ van o.a. Paul ‘t Hart en Mirko Noordegraaf
Over nieuwe methodologie in de sociale wetenschap
Een fundamentele slag in de methodologie van sociale wetenschap is gaande. Juist als je management en leiderschap bestudeert, zoals ik als practitioner en wetenschapper al bijna 40 jaar doe, is die slag zeer relevant. Hoe kan sociaal wetenschappelijke discipline, met haar transparantie, logische zuiverheid en rationeel verantwoord onderzoek leiden tot zeer menselijke en in de menselijke en bestuurlijke praktijk bruikbare kennis? Dit boek past in die zoektocht door haar omarming en zichtbaar maken van het resultaat van de methode van ethnography en daarop gebaseerde inzichten over overheidselites.
Echte mensen-kennis
Al sinds mijn studie Andragologie aan de RUU (1973-1979) ben ik op zoek naar echte mensen-kennis, uiteraard vanuit de systematische, verantwoorde en intellectuele zoektocht zoals sociale wetenschap zou willen zijn. Mijn conclusie in mijn wetenschaps-filosofische scriptie op het eind van die studie was dat je mensen pas leert kennen als je werkelijk interacties met ze hebt, liefst met een wat schurend doel: veranderen, helpen, een richting uit leiden, misschien zelfs een machtsingreep zoals bij reorganisaties en bezuinigingen.
Dat inzicht heerste niet in de toenmalige dominante sociale wetenschap, die er naar streefde een kopie van natuurwetenschappen te zijn, jaloers was op hun resultaat en maatschappelijk gezag en dus hun methodes, hoe ongelukkig ook, overnam. Een van de weinige uitzonderingen was toen de methode van actieonderzoek die ik toepaste in mijn stageonderzoek. Een andere uitzondering was de stroming van fenomenologie die in mijn studie uitdrukkelijk gedoceerd werd. Dus ging ik weg bij de universiteit en zocht het vak extern managementconsultant om mensen werkelijk te leren kennen.
“Phroneisis of praktische wijsheid, kerneigenschap voor een moreel en zinvol, goed leven” – Aristoteles
Nu, 40 jaar na mijn afstuderen, begint die vraag opnieuw en op wetenschapsfilosofisch niveau serieus te worden genomen. Dit blijkt uit het onderkennen dat antropologie bij sociale kennis het meest nabij ligt. De methodische discussie gaat nu langs lijnen van wat heet ethnography of phronetic science. Dat laatste is een verwijzing naar mijn favoriete filosoof Aristoteles, die meent dat de hoofd-karaktertrek om deugdzaam leiderschap te vertonen voor een moreel en zinvol goed leven, phroneisis is, praktische wijsheid. De term geeft aan dat moderne sociale wetenschap nu op zoek lijkt naar het onderkennen, in kaart brengen en doceren van die praktische wijsheid.
Zo stuitte ik op dit boek van Paul ‘t Hart cs over dit soort directe kennis van overheidselites volgens die ethnografische methode: de wetenschappers hebben geruime tijd, soms meer dan 1 maand, dagelijks de betreffende leider en zijn/haar context geobserveerd, wat vroeger participerende observatie heette (overigens ook afgeleid van antropologie). Ze hebben Nederlandse leiders op deze wijze onderzocht, o.a. Arthur Docters van Leeuwen als hoofd van de BVD, maar ook Britse ministers en andere overheidsleiders op meer anonieme basis.
Methodologisch doel
Het hoofddoel van dit boek was niet het trekken van algemene wetenswaardigheden vanuit deze intensieve directe observaties over het karakter, de tactieken of de effectiviteit van overheidselites, maar had een methodologisch doel: ‘Kan deze methode werken in het observeren en begrijpen van dit soort elites?’ Ik zou zeggen dat inhoudelijke conclusies uit deze vorm van onderzoek die vervolgens iedereen, scientists en practitioners, kunnen beoordelen op hun juistheid, passendheid en toepasbaarheid, dat als eerste zouden bewijzen. In het resultaat toont zich de meester, nietwaar?
Het boek eindigt echter vooral met die methodologische conclusies. Interessant voor wetenschappers, minder voor practitioners. Maar wel een zeer interessante en moderne exercitie, juist voor studie naar leiderschap.
Observing Government Elites. Up Close and Personal. Edited by Rhodes, ‘t Hart, Noordegraaf. Palgrave MacMillan 2007