Maatschappelijk leiderschap
Terugblik Eerste-Kamercampagne I: Welke eigen koers voor de PvdA?
Het laatste deel van 2010 heb ik me ingespannen voor een campagne gericht op de leden van de PvdA in een directe verkiezing van de lijsttrekker Eerste Kamer. Een intensieve, leerzame en inspirerende periode, waarin ik veel heb geleerd over de moderne politiek, de PvdA en mezelf. Medio december was de uitslag, Marleen Barth is gekozen. Nu, na de kerstperiode, is het tijd hierop terug te kijken en mijn eerste inzichten te delen.
Mijn hoofddoel en dat van Public SPACE is immers nog steeds bij te dragen aan maatschappelijk ondernemerschap, sociale innovatie en strategische intelligentie in de publieke sector. Kennis van de mechanismen van politiek, ideologie en partijen horen daar, zeker in het overheidsgedomineerde Nederland, bij. Mijn leerproces wordt daarmee hopelijk ook dat van mijn vele volgers in ditzelfde domein. Ik ga met die kennisontwikkeling ook verder in de 80-100 debatten per jaar waar Public SPACE bij betrokken is. Hier een eerste stand van zaken.
Positieve, eigen koers voor de PvdA
Allereerst had ik een inhoudelijk doel met deze actie: het formuleren van een positieve, eigen koers van de PvdA, een modern, hoopgevend, eigen antwoord op de staat van het land, gekoppeld aan het introduceren van meer strijdlust. Niet blijven zitten in alleen een tegengeluid, in wat de PvdA niet wil, in verontwaardiging over wat gebeurt, maar veel positiever en eigener. In diverse campagne debatten heb ik hierover gezegd: “Voor het eerst in de recente geschiedenis van de PvdA worden haar morele gelijk en goede bedoelingen ter discussie gesteld. Daar kan de PvdA niet goed tegen, omdat ze vindt dat het morele gelijk aan haar zijde is. Maar nog erger: daarom meent de PvdA dat ze boven politieke strijd staat, dat ze geen partij is als de andere. De blinde strijdlust is verdwenen.”
Politieke wil of lesje staatsrecht?
Naast een ideologisch gat is er zo ook een leemte in pure politieke wil. Helaas ben ik gedurende de gehele campagne daarin vaak (maar niet altijd!) bevestigd. Ik pleitte voor een activistische, politieke opstelling van de Eerste-Kamerfractie. Ik noemde de komende verkiezingen steeds de Slag om de Eerste Kamer. Velen, waaronder soms ook tegenkandidaten, probeerden mij voortdurend in een soort lesje staatsrecht (wat het niet is, het is gewoonterecht) uit te leggen dat wat ik wilde niet in de Eerste Kamer kon of mocht. Het hele idee dat je ELK front gebruikt in een politieke strijd, leek hen vreemd. De interne perikelen en behoefte aan controle van een gevestigde partij, waarin het gemakkelijk is de Eerste-Kamerfractie te disciplineren achter de Tweede-Kamerfractie, stonden hier voorop, niet de nieuwe politieke realiteit! In feite namen ze het zittend kabinet met deze redenering het vuile werk bij voorbaat uit handen! Ik kon vaak pas enige twijfel bij dat kamp zaaien als ik wees op de opstelling van het kabinet Rutte. Dat maakte blijkbaar toch een heel andere inschatting, gezien de dwingende afspraak dat de PVV moest opgaan voor provinciale verkiezingen in het hele land. Waar overduidelijk diezelfde PVV helemaal niet klaar voor is! Mijn kandidaatstelling was daarmee een cultuuringreep: laten zien dat het ging om die politieke strijdlust en dat dat terug moest komen in de interne cultuur. Wat betreft een eigen koers heb ik de kans benut daar voorstellen voor te doen en in de vele zaaltjes kreeg ik daar ook een zeer positieve respons op. Dat positieve, eigen, moderne geluid wordt erg gemist.
Ideologische problemen van de PvdA
In eerdere blogs (oktober en december 2009) heb ik al geschreven over de ontwikkelingen die hebben geleid tot de fundamentele ideologische problemen van de PvdA: versplintering arbeidersklasse, opkomst professionals als economische categorie, noodzaak van herijking van het ‘project verzorgingsstaat’, visie op globalisering, ook in zijn bedreigingen, zelf opgeklommen tot onderdeel van de macht en elite. Daarover zijn inmiddels vele interessante partijrapporten verschenen. Mijn eigen analyse van de moderne politiek concludeert echter dat die koers niet voortkomt uit het zoveelste rapport of de formele besluitvorming daarover, maar retorisch gedragen moet worden door levende politici met bijpassende persoonlijke achtergrond. De wetten van de retorica zijn weer helemaal terug (zie mijn blog van 10 juni 2009), ik moest dus wel zelf politiek aan de slag. Mijn boodschap sloeg op den duur neer in een 7 puntenplan en de 3 B’s: Banen, Bestuursstijl en Burgerrechten. Daarmee probeer ik een nieuw antwoord te formuleren, met name gericht op de kiezer die bij de PvdA weggelopen is of domweg boos is op iedere elite.
Kiezers zijn boos op iedere elite
Er is een steeds grotere laag van de bevolking die leeft van een klein inkomen en zich ernstig bedreigd voelt door internationale ontwikkelingen: banken, pensioenen, goedkope arbeidsmigratie, huizenprijzen etc. Hun gevoel van automatische zekerheid en stijging is weg. Dus pleitte ik voor een PvdA die wel een visie heeft op hoe je banen vasthoudt en Nederland concurrerend maakt (en dat is niet langer door leunen op Europa en het vrije marktdenken), die pleit voor een openbreking van de vaak nog steeds regenteske houding en regels in onze bestuurlijke cultuur, die fatsoenlijke en solidaire grenzen stelt aan arbeidsmigratie etc. Van mijn hele programma is alleen het punt van de bescherming van de burgerrechten en tegengaan van discriminatie nu als mainstream thema van de PvdA voortdurend in het nieuws. Hoe belangrijk ook, dat is te mager in mijn ogen als antwoord aan die weggelopen kiezer.
Stop met herhalen dat de PvdA de partij voor de zwakkeren is
Ik wilde ook af van de voortdurende herhaling van de PvdA als de ‘partij voor de zwakkeren in de samenleving’. Hoe gek het ook klinkt: niemand voelt zich daar rechtstreeks door aangesproken, wel door een verhaal van sociale stijging en het vangnet dat de overheid daaronder kan en moet spannen. In dat verband gebruikte ik vaak het beeld van de mensen in de voetbalstadions die ik weer zou willen aanspreken als PvdA en terughalen naar die politieke standpunten. Dat lukt niet door hen ‘zwakkere’ te noemen. Of het me gelukt is die boodschap kort en krachtig te verwoorden, is terug te zien op een van mijn campagne filmpjes. Kortom: inhoudelijk ging me het om een positief, modern sociaal democratisch antwoord op de echte vraagstukken, cultureel om een poging de strijdlust terug te brengen en daarmee ook een meer leidende positie in het debat. Zoiets gaat, zo leert mijn ruime ervaring met organisatieverandering, natuurlijk jaren kosten. Zo profiteerde ik bijvoorbeeld met mijn actie weer van de bestuurlijke innovatie door het partijbestuur waar ik in zat, uit 2005, waarbij deze directe leden verkiezingen zijn mogelijk gemaakt. Hopelijk heb ik nu op dat vlak bijgedragen aan het permanente proces van noodzakelijke hervormingen in deze partij, dat weten we dus pas over enige jaren.