Disruptief burgerschap
Boeklancering: Burgerkracht met Burgermacht
A.s. 19 mei presenteer ik met trots het nieuwste essay van Public SPACE in Den Haag aan prof. dr. Kim Putters, directeur Sociaal Cultureel Planbureau: ‘Burgerkracht met Burgermacht. Het einde van de maatschappelijke onderneming en het polderpaternalisme’. Centraal staat daarin de vraag hoe de burger zich zal en moet gaan organiseren, tegenover of met overheid en maatschappelijke ondernemingen. In de actuele transformatie van de verzorgings- en verzekeringsstaat, die meer zou moeten gaan leunen op ‘actief burgerschap’, is deze organisatiekwestie, deze vraag naar de intermediaire structuren van burgers voor burgers en tussen burger en staat en daarmee de machtsvraag teveel genegeerd.
Het essay is gebaseerd op de communitybenadering van een moderne Denktank: het is een co-productie van velen uit het intellectuele netwerk van Public SPACE, Het is het product van twee jaar debat via deze site en fysieke ontmoetingen, o.a. in het Paushuize in Utrecht en in mijn bibliotheek (het Wienerkamer overleg). Verschillende en gezaghebbende experts uit het netwerk van Public SPACE hebben op delen commentaar geleverd en meegedacht, al ben ik de uiteindelijke en verantwoordelijke auteur.
De kernvraag aan het begin van dit traject: Hoe verklaren we twee actuele gelijktijdige, maar tegenstrijdige bewegingen. Enerzijds zitten we middenin deze transformatie van de verzorgings- en verzekeringsstaat ogenschijnlijk op basis van een nieuw paradigma, namelijk inzettend op een grotere rol voor actief burgerschap. Tegelijk worden de bestaande maatschappelijke ondernemingen steeds verder in overheidsregels en – toezicht ingesnoerd en daardoor juist ontdaan van hun wortels in en partnership met actief burgerschap. Die liggen echter aan de basis van hun oorsprong (particulier initiatief) en hun huidig wettelijk erkende positie als uniek Nederlandse publiek/private constructie.
Dit insnoeren hebben we de laatste tijd gezien rond woningcorporaties (domeiningreep, woonautoriteit, bestuurderstoets), pensioenfondsen (beheer- beleggings- en rekenregels vanwege de financiële crisis) en zorginstellingen (uitkomst debatten over problemen in verpleeghuizen en falen, zoals Ruwaard van Putten, Philadelphia en MeaVita). Telkens is de beweging naar meer regels, meer inperking en verantwoording en meer overheidstoezicht, dus geen vertrouwen in hun eigen herstellend vermogen en ook niet in hun wortels in hedendaags actief burgerschap.
Voor deze tegenstrijdigheid bestaan vele verklaringen. De ombouw naar actief burgerschap is mogelijk alleen retoriek. Zolang het gaat om kleinschalige ‘lieve’ burgerinitiatiefjes zonder institutionele impact, valt er politiek goede sier mee te maken. De organisatievraag (inclusief de rol van de bestaande maatschappelijke ondernemingen naar hedendaags actief burgerschap) en machtsvraag worden dus bewust vermeden.
Of: De maatschappelijke ondernemingen van nu hebben niets meer te maken met het actuele actieve burgerschap waar de overheid zo graag mee aan de slag zou willen. Ze zijn daarin mogelijk zelfs hindermacht, alleen aan zichzelf en het eigen voortbestaan denkend. De overheid ziet daarom geen waardevolle partnership meer met maatschappelijke ondernemingen, maar meent wel ‘iets’ te moeten doen met actief burgerschap, de overheid slaat daarom de maatschappelijke onderneming het liefst over en richt zich rechtstreeks tot die actieve burger.
Of ten derde: De burger ziet de maatschappelijke ondernemingen als overheid. Hij herkent en ondervindt daar niet de mogelijkheden tot partnership bij zijn eigen actief burgerschap. Ook vanuit de burger is dan het publiek/private concept van de maatschappelijke onderneming morsdood, het is geen vitale praktijk meer, maar een gestold instituut zonder levend mandaat.
De burger zoekt vooral ook zijn eigen weg (de burgerkracht in de titel), in energiecoöperaties, buurtondernemingen en zorgcoöperaties en rekent helemaal niet meer op een hulpvaardige overheid of maatschappelijke onderneming. En dan zijn er nog allerlei relativeringen. De beweging is helemaal niet zo doordacht. We nemen de beleidswensen achter ‘doe-democratie’, ‘participatiesamenleving’ en ‘keukentafelgesprek’ veel te serieus. De overheid is nu eenmaal een veelkoppig monster en spreekt met dubbele tong. En vooral, met veel bewijs uit het verleden, deze ombouw gaat lang niet zo planmatig als soms wordt gesuggereerd in dit type beleids- en ordeningsanalyses.
Die relativeringen zijn ten dele juist, maar worden in het essay als fundamenteel verweer (‘maak je niet druk, dit waait weer over’) toch verworpen. Allereerst is de beoogde ombouw van de verzorgings- en verzekeringsstaat qua feitelijke maatregelen in volle gang. Daarbij krijgt de burger veel meer risico’s (pensioen, zorg), lasten (huren, studie leenstelsel) en individuele afwegingen (eigen bijdragen) opgelegd, zonder dat daar meer rechten, meer zeggenschap of meer keuze buiten het collectieve stelsel tegenover staan. Die spanning is op den duur onhoudbaar. Daar past geen relativering bij.
Tegelijk ontbreekt voor zo’n fundamentele ombouw teveel een doordacht, leidend concept. Intuïtief en voor de bühne hebben politiek en intellectuele kring dat goed aangevoeld. Ze kiezen daarbij voor de richting van een sterkere en actievere rol van de burger, goed passend bij 100 jaar geschiedenis in Nederland van serieus particulier initiatief, sterke civil society en stevige filantropie. Er is dus bijna geen andere route dan de slag naar echte burgermacht te maken. Maar ook: er is nu grote behoefte aan een uitdagende, toekomstgerichte, doordachte invulling van dergelijke vroege noties, voorbij deze eerste fase van intuïtie en warme woorden.
Ten tweede: deze beweging naar bouwen op actief burgerschap in het publieke domein is vanaf het begin het bestaansrecht en de missie van Public SPACE geweest. Het zou dus vreemd zijn dit momentum van een opkomende inzet op burgerschap te negeren en niet te benutten. Als anderen dit concept niet goed invullen, niet de slag maken naar de machtsvraag en de institutionele ordeningsvraag en weer anderen het relativeren, dan kan dat momentum in die verwarring en ironie van alledag ook weer verloren gaan. Dan zou Public SPACE haar taak en missie niet goed hebben uitgevoerd en zichzelf teveel weggerelativeerd hebben.
Dit alles is de reden, aanleiding en onderwerp van dit essay in boekvorm.
Ik nodig u allen uit dit debat verder te voeren, aan de hand van het essay, als een soort tussenstand. Ik geef hier alvast de Samenvatting V110215 en de Burgerkracht met Burgermacht _ Inhoudsopgave weer, ter eerste bestudering. De boekpresentatie is op 19 mei in Dudok Den Haag, om 12.00u. Meld u aan bij het secretariaat van Public SPACE (info@publicspace.nl). Tot dan of elders in de dialoog over deze cruciale kwestie voor de toekomst van Nederland en haar burgers.