Disruptief burgerschapPublicaties

Burgerkracht met burgermacht: ook in de corporatiesector

Essay van Steven de Waal voor de Vereniging van Toezichthouders Woningcorporaties

De sector van woningcorporaties is het afgelopen jaar kritisch onderzocht en publiekelijk de maat genomen. Vele wettelijke maatregelen zijn daarop gevolgd. Ogenschijnlijk is er nu duidelijkheid. De sector lijkt weer over te kunnen gaan tot haar kerntaak, business as usual. Na het zuur van de overheid, het zoet van ‘gewoon’ verhuren, bouwen en onroerend goed, terug naar de mensen in de wijken. Hoe belonend en comfortabel ook, hierin schuilt een groot en gevaarlijk misverstand. Niet de politiek of managers bepalen de toekomst van de woningcorporatie.

Grote ontwrichtende veranderingen, van onderop

Terwijl iedereen zo druk was in en met ‘Den Haag’ ging de grootste revolutie van onze tijd, gebaseerd op digitalisering en krachtige informatietechnologie op individueel niveau (smartphones), gewoon door en kreeg steeds groter momentum en impact. Vraag het de hotelbranche (AirBnB), de taxibranche (Uber) en de reisbranche (Booking.com). De grote, vaak ontwrichtende, veranderingen zullen van onderop komen, van kritische burgers met de macht van sociale technologie aan hun vingertoppen en geholpen door een steeds sneller innoverend wereldwijd bedrijfsleven. Dit is (o.a.) de strekking van het nieuwste boek van ondergetekende, ‘Burgerkracht met Burgermacht‘.

Ontwrichtende burger

Dit artikel verkent die ontwrichtende burger in relatie tot de volkshuisvesting. Het betreft vooral een strategische verkenning: een open blik op de disruptieve trends, waar hun impact het hardst gevoeld zal worden en nieuwe strategieën van woningcorporaties nodig zullen zijn. Het is zeker geen normatieve of politieke verkenning: zijn al die voorspelde effecten wel zo positief te waarderen, welke groepen of woondiensten zijn hiervan slachtoffer en, zelfs, hoe houden we deze effecten tegen? De reden hiervoor is simpel: de kanteling naar bottom-up burgerschap is in zichzelf niet tegen te houden, het is een wereldwijde, nog versnellende trend. Een van de grootste culturele problemen die Nederland daarmee zal hebben is haar ingebakken paternalisme in alle collectieve systemen en publieke diensten. Laten we dus eerst de luiken maar eens goed openzetten, voor we weer de binnenkamers van goedbedoeld, maar opgelegd beleid opzoeken.

“Geen tijd om achterover te leunen, open luiken”

De blik wenden van ‘Den Haag’ naar burgers

Met veel publiciteit en rumoer is de afgelopen periode kritisch naar de woningcorporatie sector gekeken. Dit heeft uiteindelijk nu geleid tot een nieuwe Woningwet. Belangrijke maatregelen betreffen het aanscherpen van het domein waarop corporaties zich mogen begeven, de grotere formele invloed op het beleid van huurders en gemeenten en de installatie en bevoegdheden van een centrale overheidstoezichthouder. Andere ingrijpende extra maatregelen uit deze achterliggende periode betreffen de verhuurdersheffing en de bestuurderstoets. Daarmee lijkt nu duidelijkheid en rust gecreëerd. De sector kan ogenschijnlijk weer gewoon aan het werk. Na de publicitair vaak negatieve geluiden en kritieken en de resulterende verscherping van de rol van de overheid, is dat gevoel ook wel begrijpelijk. Ik denk echter dat die houding een onderschatting inhoudt van wat er echt aan de hand is in de Nederlandse samenleving. Overheid en sector zijn daar minder bepalend in geworden dan ze zelf denken. De omstrengeling in het dramatisch mediamieke landschap van overheid en branche, zoals we dat het afgelopen jaar zagen, is zelfs een deel van het probleem. De hyperigheid, de hoge toon en de strelende aandacht van media in de Haagsche kaasstolp beletten het zicht op de werkelijkheid. In de nabije toekomst, nu al zichtbaar voor wie het wil zien, zal de grootste impact, kritiek en organisatiekracht van de Nederlandse burger komen, politiek en corporatiesector zullen op zijn best mogen volgen.

De burger wil grip, maar zit klem

Burgers zullen meer bottom-up initiatief vertonen en zullen willen zien dat corporaties zich daarop aansluiten. Ze worden daarbij ondersteund door moderne sociale technologie die hen helpt beter onderling te communiceren, zich te organiseren en te informeren. De nieuwe internetplatforms (Facebook, Youtube, Twitter) voeden hen op tot krachtige, kiezende en co-producerende consumenten. De brandstof die hen drijft is niet verheven idealen of een romantisch door de politiek uitgeroepen burgerschapsstreven, maar een combinatie van gegroeide onzekerheid over hun toekomst (banen, pensioenen) versterkt door een groter ingebouwd risico in de collectieve systemen (eigen bijdrage zorg, geen inflatiecorrectie pensioen, studie leenstelsel, opgelegde huurverhoging). Dit maakt sommigen murw en passief, maar de meesten proactief via het kanaal dat ze inmiddels kennen: geïnformeerde online respons en social media. Deze reactie kent een negatieve vorm, die van kankeren, kritiek, boze brieven en ongerechtvaardigd claimgedrag. Maar ook een positieve, in de vorm van zelfredzaamheid, zelforganisatie en uitnodigingen tot co-productie aan de corporatie. Het zal mede van de opstelling van corporaties afhangen welke reactie van burgers het meest dominant wordt in de volkshuisvesting. We kunnen dit omschrijven als de opkomst van een bottom-up burgerschap. Deze richt zich in het wonen niet op meer inspraak, zoals de wetgever meent. Dat wordt, zeker door jongere generaties, gezien als verkeerde bestuurlijke drukte. Het gaat deze burgers om directe invloed op de vormgeving van en het beheer van het eigen leven, de directe leef- en woonomgeving, de opvoeding van de eigen kinderen, de zorg voor eigen familie en ouders, de continuïteit en keuzen in het eigen huishouden. Voldoende grip, zelfredzaamheid, individuele en collectieve vormgeving met eigen creativiteit zijn de kernwaarden. Deze wensen komen voort uit een modern levensgevoel, een relatief hoog opleidingsniveau en worden versterkt door de sociale technologie revolutie en de gelijktijdige vergroting van de private risico’s in alle publieke voorzieningen. Vandaaruit dus ook de oproep tot partnership aan de corporaties. Een treffend en dreigend voorbeeld van wat corporaties hier te wachten staat, is de wijze waarop grote energiemaatschappijen te laat zijn meegegaan in nieuwe kleinschalige energie technologie en daarop gebaseerde burgerinitiatieven. Jarenlang meenden ze zich te kunnen verdedigen via beschermende lobby en regelgeving van de overheid, burgerinitiatief werd gezien als concurrent. Inmiddels dreigt rechtstreekse irrelevantie voor de grote, gevestigde maatschappijen. Tijdig partnership met collectief burgerinitiatief was een betere strategie geweest.

De burgermachtsvraag is politiek al expliciet aan de orde

De politieke vraag die dit oproept en die nu al breed in bespreking is in diverse politieke partijen, ook in expliciete inbreng in het parlement, is hoe dit bottom-up burgerschap moet worden gefaciliteerd aan de ene kant en bewaakt in kwaliteit en continuïteit aan de andere. Toenemend duiken in de politieke arena strijdpunten op tussen de retoriek van gewenste burgerinbreng en bescherming van bestaande partijen en regels, zoals rond de Zorgwet eind 2014 en rond de fiscale positie van Ouderparticipatie crèches. Belangrijke rechtsinstrumenten die nu in discussie zijn, zijn bijvoorbeeld buurtrechten, bevoegdheden van buurtondernemingen (beide omarmd door PvdA), het right to challenge (CDA) en het right to manage. Dit laatste is ook actueel in de volkshuisvesting via het concept van de wooncoöperatie. Dit is de beweging van burgerkracht naar burgermacht uit de titel van het boek. De onderbouwde stelling daar is dat Nederland altijd al veel burgerkracht heeft gekend, ook nu, maar dat dat toenemend stuit op bureaucratische (ooit goedbedoelde) beschermingswallen in de huidige collectieve arrangementen en publieke dienstverlening. Er zal dus ook macht moeten worden gegeven. Belangrijke verdergaande voorbeelden die worden genoemd, zijn cliëntvolgend financieren (Wat gebeurt er als de huurtoeslag rechtstreeks bij de huurders zelf terecht komt en hun invloed en keuzemacht vergroot?) en ‘carve out’- rechten (Collectieven van burgers mogen onderbouwd en in een gereguleerde procedure aanbieden onderdelen uit grotere concerns, zoals complexen bij woningcorporaties, over te nemen?).

Waar is de inbreng van de maatschappelijke onderneming?

Politiek is er dus volop aandacht, zij het nu nog versnipperd en persoonlijk gekleurd. Ik voorspel dat het in de nu komende verkiezingsprogramma’s zal gaan opduiken als groter uitgewerkt, consistent thema bij verschillende partijen. Maar: als we deze herijking alleen overlaten aan ‘de politiek’ dreigen er twee dingen. Om te beginnen menen politici dat het hier gaat om uitsluitend een herijking van de rol van de staat, politiek en overheid, in directe relatie tot de burger. Maatschappelijke ondernemingen als woningcorporaties zijn in die politieke herijking non-existent. De tijd dat iedereen begreep dat we die publiek/private constructie hadden, juist om dichtbij de burger te opereren, ligt ver achter ons. Er is dan ook en grote kans dat de woningcorporaties in deze beweging weer alleen object en slachtoffer van de veranderingen zullen zijn. Het tweede gevaar is dat er niets creatiefs zal worden gezegd over de bijbehorende vormgeving van nieuwe publieke diensten in het wonen. Politici formuleren alleen veranderingen in bestaand aanbod en of nog sterker, lopen achter op wat al gaande is aan vernieuwing in de praktijk en formuleren dus al snel retro beleid. Voor die blik op de toekomst en op wat mogelijk is, hebben we de corporaties nodig. Echte innovatie, echte aanpassing van het dagelijks handelen, betere communicatie en interactie met eigen bewoners zijn toch alleen door de corporaties zelf vorm te geven? Die kans laten liggen betekent het herhalen van een oude fout. Zoals de brutering en bijbehorende grotere zelfstandigheid hebben geleid tot meer markt, maar minder burgerschap, dreigt nu onder invloed van de nieuwe wetgeving en publieke kritiek een reactie van meer overheid, maar nog steeds te weinig burgerschap. De tijden zijn echter inmiddels veranderd, minder burgerschap kan helemaal geen optie meer zijn.

In slaap gesust door de inherente vastigheid van de woningmarkt?

Ik denk dat de corporatiesector tot nu toe – onbedoeld – geholpen is tegen werkelijke disruptie door twee krachten. Allereerst is de dienst zelf, huurwoningen voor lagere inkomens en kwetsbare groepen, zoals deze nu wordt aangeboden, geen wereld van snelle transacties. De consument, huurder of huurder-in-spe, is niet voortdurend op zoek naar een ‘beter aanbod’ of bereid daarvoor veelvuldig te verhuizen. Er zit letterlijk veel vastigheid en voorraadkarakter in deze sector. Je kan ook zeggen: de klanten lopen niet zomaar weg. Dit zit ten dele in de heersende schaarste en ten dele in het karakter van het primaire product zelf: de woning. We moeten echter niet vergeten dat de digitaliserings- en sociale technologie revolutie zich juist afspeelt op het vlak van de functies van data toegankelijkheid, informatie, communicatie en transactie rondom dat fysieke product. Daarvan kent de volkshuisvesting er vele en ze nemen in belang toe ten opzichte van ‘de stenen’. De tweede factor is dat zich nog weinig nieuwe toepassingen in de vorm van platforms of apps hebben aangediend om bewoners of belanghebbenden de disruptiemacht in handen te geven die hoort bij de nieuwe technologie. Zoals gezegd: de macht van de burger wordt erg geholpen door een innovatief en creatief bedrijfsleven. Waar zou zich een Uber of AirBnB van de volkshuisvesting kunnen voordoen?

Vier factoren die disruptie door de burger uitlokken

Op welke terreinen zal deze bottom-up burgerkracht zich in de volkshuisvesting gaan richten? Zijn er terreinen denkbaar waar een dergelijke ‘disruptie’ mogelijk is? We weten uit de literatuur over burgerinitiatief en publieke diensten en uit de vele cases over disruptie in de markt dat er 4 factoren zijn die een duidelijk signaal afgeven dat disruptie denkbaar is.

Paternalisme: Goed bedoeld, maar centralistisch gereguleerd en gestandaardiseerd aanbod. U heeft geen keuze, want we know best. We organiseren het voor u, niet met of door u. Wij zijn de experts, ook als het gaat om zo’n intiem en persoonlijk goed als een woning. Ziehier het verschil tussen de huidige publieke omroepen en Youtube of Facebook.

Inefficiency: Te hoge kosten, gezien kwaliteit en betrouwbaarheid. Voorbeeld van een dergelijke disruptie, is de HEMA notaris die verborgen winst door standaardisatie zichtbaar maakt. Ook Uber past hier natuurlijk in. We kunnen het eenvoudig zelf zien: een taxi-‘markt’ alleen bestaande uit BMW’s, Mercedessen en Tesla’s is te duur en inefficiënt.

Informatie monopolie: Experts die menen een beter overzicht of inzicht te hebben, soms slechts gebaseerd op een kennismodel van tientallen jaren terug. Goed voorbeeld van disruptie is hier de website patientslikeme.com waar in een community van lotgenoten medische diagnoses succesvoller en sneller kunnen worden gesteld dan in het reguliere medisch circuit.

Mismatching: Vraag en aanbod komen slecht, met veel fricties of vertragingen of met intransparante prijsvorming bij elkaar. Voorbeeld van een succesvolle innovatie uit de branche (van makelaars) zelf: Funda. Vaak gaat het hier om het verschil tussen waarderingen door betrokken partijen (centralistische en ‘objectieve’ waardering) en waarderingen door degenen die daadwerkelijk gebruik moeten maken en er hun energie, binding en soms geld in moeten steken (decentrale, horizontale en betrokken waardering). Het eerste zou je een jurymodel kunnen noemen, het ander een transactie- of wisdom of the crowd-model. In de recente beleidsdiscussie rond toelaten van huurverschillen vanwege kwaliteitsverschillen van de woning is dat verschil prachtig te zien. Iedereen gaat stilzwijgend uit van de huidige gewoonte van een jury. ‘Instanties’, mogelijk woningcorporaties, gaan op basis van ‘objectieve criteria’ die verschillen in kwaliteit en daarmee de ‘individuele huurwaarde’ definiëren. In de moderne tijd, waarbij een transactiemodel beter past en technologisch mogelijk is, zouden beide waarderingen (van kwaliteit en van overeenkomstige huur) echter veel meer door betrokken of toekomstige huurders in transparantie en concurrentie moeten worden bepaald. Ik zie de eerste ‘app’ al voor me.

Kansrijke gebieden voor de disruptieve burger in de volkshuisvesting

Zoals gezegd is het algemene antwoord hierop vaak te pareren met een open, samenwerkende houding vanuit het bestaande aanbod, met tijdig zelf ontwikkelen van toepassingen van nieuwe technologie, met mogelijk maken van co-productie door burgers zelf, met tijdig opgeven van een onhoudbare voorsprong in kennis en met niet verschuilen achter zwakke overheidsregels. Laten we er echter for the sake of argument vanuit gaan dat corporaties niet zo zullen reageren, waar kunnen we dan disruptief burgerinitiatief in de volkshuisvesting verwachten?

Ik zie een paar kansrijke gebieden: woonruimteverdeling, beter benutten bestaande voorraad, leefbaarheid, onderhoud en inschakeling toekomstige huurders.

Woonruimteverdeling

Het ophalen van de (genuanceerde) vraag, het publiceren van de gehanteerde criteria, het toewijzen van woningen, het ophalen van de reacties uit de wijken over de daar levende criteria, het tonen waar beschikbare woningen staan of binnenkort beschikbaar komen, het daaraan hangen van ‘recensies’ van zittende bewoners, de verdeling van wachtlijsten over de stad, is allemaal toegankelijker, openbaarder en horizontaler te tonen. Het is denkbaar de eventuele belangstellenden voor een woning (mogelijk geanonimiseerd) te vragen zichtbaar hun voorkeur te motiveren en de buurt een (gewogen) stem te geven in de selectie, al liggen hier privacy problemen en discriminatie effecten op de loer. Veel van de huidige ‘objectieve’ criteria houden geen rekening met lifestyle voorkeuren van bewoners en buurten of met de mogelijkheden van community building in nieuwe of opgeknapte complexen. Door beter vooraf onderling communiceren en kennismaken, hetgeen bijvoorbeeld vaak wel gebeurt bij een recent verkocht geheel van koopwoningen, kan beter aan die nieuwe buurtcommunity worden gewerkt.

Benutten bestaande voorraad

Er is vermoedelijk een onontgonnen wereld van ruilhandel denkbaar rond huurwoningen, net als AirBnB dat heeft aangetoond voor hotelkamers in private huizen. Het gaat dan om gebruik van kleine, af te schermen woonruimten binnen een huis, benutten van garages en schuurtjes, opslag op zolders of in bedrijfsruimten en om tijdelijke woonruimte. Het is duidelijk: het verbod op onderhuur zou hierdoor genuanceerd moeten worden, nu is een dergelijke onderlinge uitruil verboden. Altijd moet de corporatie daar tussen zitten. De vraag is hoe houdbaar dit is, gegeven de groeiende praktijk van AirBnB, ook in het huursegment, soms tegen de illegale status in. Tevens zorgt centralisatie voor vertraging. CareX in Groningen (Trouw, 27-6-2015 p 7 e.v.) toont aan dat er veel leegstand is, waaronder onbenutte sociale voorraad, waarbij er aanzienlijke vraag blijkt te zijn naar tijdelijke bewoning. Er is hier nog een dimensie toe te voegen: het baat hebben bij verbeteren van de eigen huurwoning. Een meer klassieke variant is dat bij het ‘teruggeven’ van de verbeterde woning aan de corporatie, deze de verbetering waardeert en er geld voor over heeft, omdat de waarde van de woning erdoor verhoogd is. Een meer horizontale variant ontstaat als betrokkenen deze verbeteringen met foto’s kunnen laten zien, waarna anderen kunnen aangeven deze woning met voorkeur te willen betrekken of er geld in de vorm van hogere huur voor over te hebben.

Matching

In vele studies blijkt telkens dat de woningnood weliswaar verdwenen, maar er wel een kwalitatieve mismatch is tussen wensen en mogelijkheden van zittende en toekomstige bewoners en beschikbaar aanbod. Nieuwe digitale platforms kunnen deze mismatch veel gemakkelijker transparant maken en kans op een betere uitruil uitlokken. Dat is een beter middel dan proberen fiscaal of via de huurtoeslag mensen uit hun woningen te ‘lokken’ of ‘drukken’. Dit onderdeel biedt waarschijnlijk direct de meest positieve impact op schaarse publieke middelen, zowel op het zogenaamde scheefwonen als in de huurtoeslag. Deze innovaties zouden dus heel goed gefinancierd kunnen worden vanuit een ondernemende sector met de overheid samen. Eenzelfde mismatch kunnen we vermoeden tussen de waarde van woningen en de potentiële financiële inbreng van huidige en toekomstige bewoners, dat laatste valt alleen ‘horizontaal’ op te halen bij de mensen zelf. Boeiend is in dat verband dat in het debat over koop versus huur er wel gesproken wordt over marktwaarderingen (waarbij een belegger een gebundeld complex koopt), maar niet over financiële waardering door de bewoner zelf (in uitruil voor eigendomsrechten), inclusief individuele overgangsvarianten tussen huur en koop van de eigen woning.

Leefbaarheid

Analoog aan de klussendiensten en de sociale ruilbeurs van vrijwilligersvraag en -klussen (zie bijvoorbeeld samenvoorzeist.nl) zijn er matching sites op te zetten (en nu ook al actief), bijvoorbeeld per buurt of wijk, die de sociale ruil faciliteren en versnellen. Dit is vergelijkbaar met een digitaal prikbord bij de AH voor sociale en fysieke vraagstukken in de wijk. Ook qua creëren van sociale samenhang, elkaar leren kennen, elkaar vinden bij bepaalde vraagstukken, kunnen digitale platforms erg helpen. Vele buurten kennen daarvoor inmiddels al whatsapp groepjes. De vraag is zelfs of corporaties hier digitaal nog zoveel aan toe kunnen voegen, hun rol zal veeleer zijn dit toe te laten en vrijwilligersinbreng te faciliteren, bijvoorbeeld als het gaat om openbaar groen of conciërge functies.

Onderhoud

Ook hier valt een klussenuitruil digitaal en bottom-up (tussen vragende en aanbiedende bewoners) te organiseren. Waarom zou een woningcorporatie nog een onderhoudsdienst hebben als in vele wijken al commerciële of vrijwillige klussenbedrijfjes aanwezig en beschikbaar zijn, mits je vraag en aanbod bij elkaar brengt.

Design

Vaak is het een probleem in een tijdig stadium de toekomstige bewoners van een nieuw of gerenoveerd complex te traceren en bij het ontwerp te betrekken. Digitale platforms kunnen heel goed gebruikt worden om dergelijke plannen van corporaties transparanter te communiceren en daardoor uit te lokken dat mensen die belangstelling hebben zich melden en meedenken.

Al deze voorbeelden hebben dezelfde kenmerken. De communicatie- en informatie uitwisseling verschuift van een bilateraal en daarmee vaak centralistisch bewoner-corporatie model naar een platform voor onderlinge uitwisseling, zoveel mogelijk bottom-up en realtime, tussen (toekomstige) bewoners. Onderliggend gaan belangrijke machtsfactoren als besluitvorming en waardering van een jurymodel naar een transactiemodel. Dat betekent dat de corporatie faciliteert, platforms en apps bouwt, communiceert, data openstelt, maar er niet telkens met zijn vingers tussenzit, noch qua invloed, noch qua economische consequenties. In sommige gevallen, zoals bij waardering van woningaanpassingen of onderlinge uitruil van woonruimte, is dat maar goed ook, omdat het onmogelijk te objectiveren waarderingsacties zijn die daarna tot claims leiden. Het gaat ook niet over beleid of bestuur, maar over verbeteringen in het primaire proces. Tenslotte is hopelijk duidelijk geworden dat het veel meer gaat over een mentaliteitsverandering dan over alleen techniek.

De app als toegelaten instelling

De cumulatie van deze nieuwe stijl van opereren en invullen van ieders core business zou wel eens de volgende kunnen zijn. (1e idee afkomstig van Maarten Königs, Holland Branding Group). Er komt een woonmatch-app die al deze ICT-functies richting burger beter doet dan welke corporatie dan ook. Dit is de Funda (maar breder) van de (sociale) huursector. We noemen hem SoWo.3.0. (afgeleid van ‘sociaal wonen’). Alle communicatie, uitwisseling, waardering (ook afgezet tegen het woud aan fiscale regels), uitruil en gemeenschapsvorming tussen burgers over huurwoningen en -wensen liggen voortaan daar. Uiteraard trekt dit platform zich niets aan van uitruil over regio’s heen, van scheidingen tussen huur en koop of van spreidingsbeleid, tenzij sommige aangesloten aanbieders dit transparant aangeven. Veel van de klassieke woningcorporaties doen aansluitend nog steeds goed waar velen ook nu goed in zijn: goedkope woningen bouwen, aanpassen en beheren. SoWo.3.0 is echter degene die met huurders communiceert en hen matchet, aan elkaar en aan de woning. Dan ligt het voor de hand dat SoWo.3.0. een Toegelaten Instelling wordt, TI.SOwO 3.0. genaamd. Dit landelijk werkende sociale woningen platform zal liefdevol omarmd worden door politiek en burger.

De mentaliteitsverandering en de RvT

De benodigde mentaliteitsverandering zal moeizaam zijn en stuiten op belangrijke noties als angst voor eigen belang en continuïteit, angst voor fouten die de burger gaat maken, angst voor loslaten, bijvoorbeeld van eigen normen en waarden, angst voor negatieve sociale neveneffecten. Het goede gesprek, over wat bewoners zelf kunnen en zullen gaan doen, de bijbehorende missie en normen voor de corporatie en de stappen die de corporatie proactief gaat zetten, zal op gang moeten komen in de top van corporaties. Vooral de Raad van Toezicht heeft een grote rol in het openen van de luiken naar wat maatschappelijk aan de hand is, het in de moderne tijd herdefiniëren van bestaansrecht en missie van de corporatie en afwegen welke effecten dat zal hebben op de samenleving. Het gaat me hier om de prikkelende, betrokken en doorleefde mentaliteit en niet de formele opstelling. Net zo min dat de luiken automatisch open zullen gaan dankzij de versterkte formele inbreng van huurders, dit kan het conservatisme zelfs versterken. De eerste primaire (of primitieve) reactie op disruptie, namelijk ontkenning, afsluiting en arrogantie, moet doorbroken worden. Dat kan bij uitstek een rol van een RvT zijn. Het is hoog tijd de blik af te wenden van het Haagsche en te kijken naar eigen burger. Daarin heeft de RvT een belangrijke rol.

Dit artikel is tot stand gekomen met raadpleging van diverse personen in het netwerk van Public SPACE: Jos Koffijberg, Harrie Bosch, Maarten Königs, Hamit Karakus, van hen ontving ik waardevolle suggesties die geheel onder mijn verantwoordelijkheid verwerkt zijn.

Dit essay werd gepubliceerd op 8 juli 2015 op de website van de Vereniging van Toezichthouders in de woningcorporaties.

Related Articles

Back to top button