boeken uitgelichtPublicatiesBoekenMaatschappelijk ondernemerschap

Jeugdgezondheidszorg: zijn we op de goede weg? (2010)

Essay van Steven de Waal op verzoek van GGD Nederland [2010]

Vraag en aanbod in de jeugdgezondheidszorg

Het probleem van de jeugdgezondheidszorg is het omgekeerde van dat van een markt: diegenen die het meest hulp of publiek toezicht nodig hebben, vragen daar het minst om. De wet van vraag en aanbod werkt dus niet goed in de jeugdgezondheidszorg, stelt Steven de Waal in het essay ‘Jeugdgezondheidszorg: zijn we op de goede weg? Bericht van een reiziger’.

Andere samenvattende citaten uit het essay:

We winnen nog vooral de vorige oorlog‘ (p.9): de JGZ staat voor een public health probleem, omdat een deel van de jeugdproblemen voortkomen uit structurele factoren, zoals werkloosheid of achterstandswijken of schadelijk gezinsleven, soms ook in desastreuze combinaties. Het is dus ook niet genoeg om te wachten tot de jongere ‘zelf om hulp vraagt’. Tevens hebben jeugdproblemen ook een negatief collectief, publiek effect: criminaliteit, onveiligheid op straat, achterstallig onderwijs, geen goede opvolging door de jonge generatie. Teren we ook niet teveel op de oude cultuur van paternalisme (de overheid heeft het beste met u voor) enerzijds en gehoorzaamheid (u moet wel naar onze aanwijzingen luisteren) aan de andere kant. Daarachter zit misschien ook teveel een (ouderwets) leunen op het medisch model (‘doctor knows best’), terwijl het inmiddels veel meer om sociale en gedragsproblemen gaat. Daarbovenop komt natuurlijk dat de nieuwe media waarin juist jeugd erg thuis is, vragen om heel andere communicatie strategieën, niet alleen qua gebruik van die moderne mediakanalen, maar vooral in toon, houding en boodschap naar doelgroepen.

We zullen toe moeten naar een nieuwe balans tussen een generalistische aanpak (alle kinderen zien) en een specifieke (sommigen beter volgen of zelfs proactief opzoeken).’ (p. 10). Daarbinnen is eigenlijk het grootste vraagstuk hoe we het grote Nederlandse succes van de publieke jeugdgezondheidszorg (de consultatiebureaus zien al op jonge leeftijd vrijwel alle kinderen, vaak met hun ouders) vertalen naar monitoring en hulp aan kwetsbare jongeren daarna? Het essay pleit voor een ’tennis’- benadering: elk contact en elk kind telt, maar biedt ook telkens nieuwe kansen: elk moment kan de wedstrijd kantelen, elke nieuwe tactiek kan elk moment ingezet worden.

We remmen verkeerd‘: terwijl de moeilijkste vragen van jongeren zich juist willen onttrekken aan het zorgaanbod, sturen we nu alsof de kosten van (dure) zorg het grootste probleem zijn (p. 17). Het essay onderscheidt 4 typen te dure zorg: Onnodige zorg, Onnutte zorg, Onduidelijke Zorg en Onaffe Zorg. De gedachte van objectieve indicatiestelling (die overigens elders alweer is verlaten, omdat het vooral bureaucratische indicatiestelling werd) adresseert vooral type 1. ‘Op de problemen van type 2 en 4 kunnen de indicatieorganen niet zoveel. Dat zijn namelijk problemen die zich niet op papier of met een gesprekje achteraf laten controleren.’ Juist type 2 en 4 vragen veel professioneel inzicht in de werkelijke situatie ter plekke (praktische wijsheid) en dus juist de professionele betrokkenheid om dat te willen oplossen.

De loketten problematiek: ‘Nederland lijkt rijk en af. Voor elk probleem is er een instantie….Toenemend wordt echter gezien dat er hierdoor een soort meta-probleem is ontstaan: die instanties zijn er allemaal wel, maar ze werken niet erg outreachend en effectief (..) en al helemaal niet goed samen’ (p.23). Er worden in het essay op basis van de rondgang in die tijd een aantal glasheldere criteria genoemd waaraan loketten, zoals de Centra voor Jeugd en Gezin, moeten voldoen in hun inrichting om dit aan te pakken: Een belangrijke waarschuwing in het essay die nog steeds erg ter harte moet worden genomen: ‘In praktijk betekent dit dat professionals dit loket moeten ontwerpen, gebruiken en steunen, een politieke of ambtelijke overheersing leidt niet tot een succesvol ontwerp'(p.24).

Ook over de WMO is het essay vrij voorspellend voor wat er daarna niet goed ging: ‘Alleen de WMO kent qua intenties ook een breder en minder op alleen voorzieningen en output gedefinieerd domein, met veel aandacht voor de aansluiting op civil society en (burger)participatie. In de bestuurlijke praktijk wordt deze wet door de meeste gemeenten echter gemanaged alsof het uitsluitend een voorzieningenwet is. (p.21).

‘Op 25 januari 2010 overhandigde De Waal, voorzitter van de Public SPACE Foundation, het essay aan minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin.’

Steven de Waal schreef het essay op verzoek van GGD Nederland. Het is een verslag van een reis door het veranderende landschap van de jeugdgezondheidszorg.

Conclusies

Enkele conclusies uit het essay ‘Jeugdgezondheidszorg: zijn we op de goede weg?

  • Er moet aandacht komen voor de sociaal-medische aspecten van de jeugdgezondheidszorg. Innovatie en verdere professionalisering van de jeugdgezondheidszorg blijven nodig in de veranderende samenleving.
  • Bijscholing, sturen op competenties maar vooral ook ruimte voor reflectie van de professional in de jeugdgezondheidszorg is nodig.
  • Investeren in preventie is nodig, bij voorkeur op gemeentelijk niveau. Er gaat veel inspanning uit naar gezondheidsscreening voor iedereen, terwijl duidelijk is dat bepaalde groepen juist meer aandacht verdienen. Door geld en tijd anders te verdelen kan een groep kinderen en jongeren die af dreigen te glijden tijdig en beter bediend worden.

“Het pleidooi … voor publieke zeggenschap in plaats van marktwerking in de jeugdzorg verdient bijzondere vermelding”

Anderen over ‘Jeugdgezondheidszorg: zijn we op de goede weg?’

Download het essay ‘Jeugdgezondheidszorg: zijn we op de goede weg? Bericht van een reiziger’.

Related Articles

Back to top button