Maatschappelijk leiderschap
Goed Polder Leiderschap?
Recent is er een nieuw sociaal akkoord bereikt en met veel media aandacht gepresenteerd. De discussie gaat vervolgens vooral over de wenselijkheid van en waardering voor het polderen, daaronder zitten twee visies op leiderschap. Enerzijds zou er toch zoiets moeten zijn als Polder Leiderschap. Anderzijds vinden degenen met een hiërarchische opvatting van leiderschap dit een contradictio in terminis: de polder kent per definitie geen leiders. De eerste vraag die we ons daarom moeten stellen is: Wat is Polder Leiderschap?
De afgelopen week kwam een ‘nieuw’ sociaal akkoord rond tussen organisaties van werkgevers en werknemers en het kabinet. Met veel overdreven retoriek gepresenteerd als ‘historisch’ en ‘begin van de omslag’. Premier Rutte was er zelfs zo trots op dat hij meteen meende dat gezinnen en bedrijven het konden zien als een goed en betrouwbaar ‘investeringsplan’ en meer konden gaan uitgeven. De hoop moest terugkomen. Alsof huishoudens daar niet zelf over gaan. Tot nu toe blijken ze ook gelijk hebben met hun drift tot sparen en zuinigheid, omdat de potpourri aan maatregelen uit kabinet en polder nog steeds niet stopt. Veel ‘bezuinigingen’ doen niet de overheid krimpen, maar leiden privaat tot lastenverzwaring en afbouw van zekerheden.
In veel commentaar overheerst de politieke krachtenveld analyse: de polder is terug en het kabinet zit vast aan een versplinterde Eerste en Tweede Kamer. De een zijn zwakte (parlement), is de ander zijn kans (polder). Twee kampen zijn te onderscheiden: dat van de teleurstelling (Waar is het krachtige beleid dat ons uit de crisis leidt?) en van herwaardering voor de polder. Hierin botsen twee visies op (goed) leiderschap. Het eerste kamp meent dat er te weinig leiderschap wordt vertoond door Rutte en Asscher: zij laten de polder hun werk doen. Het tweede kamp wijst juist op het leiderschap van ‘lef’ en ‘nek uitsteken’ van de private hoofdfiguren die het dan toch maar voor elkaar kregen: Wientjes en Heerts. Hierin lopen normatieve (Waar hoort constitutioneel het publiek leiderschap thuis?), tactische (Welk leiderschap en vanuit welke context heeft het meest positieve effect op de ‘common good’?) en emotionele (Welk type leiderschap spreekt de betrokkene het meeste aan?) observaties door elkaar. In die discussies wordt echter het leiderschap in de polder afgezet tegen andere, meer vertrouwde of staatsrechtelijk mogelijke juistere soorten leiderschap. Wat we echter allereerst nodig hebben, ook om het optreden van de afgelopen week te kunnen beoordelen, is een eigenstandige maatlat voor ‘goed polder leiderschap’. Als we die les kunnen leren, hebben daar ook vele andere formele en informele leiders in Nederland veel aan, omdat ‘polderen’, net als ‘schikken en plooien’ een al eeuwenlang constante aanduiding is van een belangrijke bestuursstijl in Nederland. De adepten van de hiërarchische, formele, ‘krachtige’ visie op leiderschap moeten dan natuurlijk wel eerst hun afkeer overwinnen en inzien dat ook dit leiderschap kan worden genoemd.
Ik zie drie criteria voor goed polder leiderschap, die elkaar onderling beïnvloeden en versterken:
- Er is een onderhandelingsresultaat, waarbij het (langdurige) proces heeft geleid tot draagvlak en commitment van vele bestuurlijke betrokkenen (bestuurlijk procesresultaat);
- Dat resultaat (‘de deal’, ‘het pakket’, ‘het akkoord’) bevat een optelsom van maatregelen waarvan verwacht mag worden dat die de grote algemeen erkende problemen oplossen (beleidsresultaat);
- Het totale pakket en de presentatie ervan genereren vertrouwen bij het grotere publiek en in de publieke opinie (vertrouwensresultaat)
In de klassieke polderstijl wordt veel aandacht besteed aan 1 (dat was eigenlijk het enige criterium), onderdeel 2 volgde daaruit en criterium 3 was nauwelijks van belang (het volk volgde toch wel of was onzichtbaar). In de moderne tijd volstaat dat al lang niet meer, met name succes op criterium 3 vergt opnieuw leiderschap en communicatieve vaardigheden. Iets daarvan voelden de betrokkenen aan door het akkoord te presenteren in een ‘gewone’ school.
Nu kunnen we beter concluderen of hier sprake was van goed polder leiderschap. Heerts scoorde beslist op het eerste. Je zou ook kunnen zeggen dat Rutte en Wientjes hier ook, zij het in het negatieve, op scoorden, namelijk door heel veel VVD-zaken in te leveren uit het oude regeerakkoord. Daarna wordt het voor alle betrokken bestuurlijk verantwoordelijken heel stil rond 2 en 3. Wat Rutte (en anderen) moeten leren is dat in de moderne tijd een mooie score op de consensus in de bestuurskamers (1) steeds minder belangrijk is voor publiek vertrouwen (3), misschien zelfs wel grond voor wantrouwen (‘binnenkamertjes’), maar dat juist de inhoud van het pakket (2) en een glasheldere communicatie daarover daar voor nodig is. Het publiek is deskundiger en wantrouwiger geworden. Het beleidsresultaat, dat in dit geval veel uitstel en afstel bevat, omhoog praten en met hoge, schrille stem ‘uitleggen’ geneert dat publiek vertrouwen steeds minder. Een goede les voor vele bestuurders in Nederland: op naar beter polder leiderschap.