PublicatiesMaatschappelijk ondernemerschap
Keuzes in, met of voor de zorg? Over het WRR Rapport: Kiezen voor houdbare zorg
Artikel van Steven de Waal - Nieuwsbrief Zorg & Innovatie
Recent heeft de WRR een moedige poging gedaan het politieke en maatschappelijke debat open te breken over de ‘noodzakelijke’ keuzes in de zorg, vanwege het steeds grotere budgettaire en personele beslag van zorg. Nu al gaat 13% van het BBP naar zorg. Dit is ruim €6.000,- per jaar per persoon, louter voor kosten, verzekering, algemene beschikbaarheid en toegankelijkheid en dus (nog) niet gerelateerd aan eigen individuele ziekte. Het beslag op het individuele huishouden is, naar mijn mening, maatschappelijk en politiek de belangrijkste factor om er (bezorgd) naar te kijken.
Het gesprek over de totale macro-kosten of het beslag op het overheidsbudget maakt het tot een te abstract onderwerp en teveel een ‘Haagsch’ probleem. Daarnaast zijn voor veel mensen deze kosten behoorlijk onzichtbaar, omdat het meeste wordt geïnd via collectieve premies, ook bij de werkgever, en via belastingen. Dit is dus nu al zo’n 17% van een modaal gezinsbudget. Daarnaast werken nu al 1 op de 7 werknemers in de zorg en ook dat zal exponentieel moeten groeien. In het Haagsche wordt daarom de zorg getypeerd als ‘koekoeksjong’, omdat de mogelijkheid van uitgaven aan andere belangrijke publieke diensten wordt ‘weggedrukt’. .
Geldknoppen en public value
Mijn eerste indruk – vooral op grond van de communicatie, daarna de krantenkoppen en eerste publieke commentaren – was dat dit weer een klassiek overheidsverhaal was, waarin Euro’s en dus budgetbeslag een groter probleem zijn dan de beschikbaarheid, toegankelijkheid en publieke waarden van zorg[1]. Dat leidt tot inmiddels bekende fouten. Men onderschat de effecten op private huishoudens. Men overschat de knoppen waar een overheid zelf aan kan draaien.
Bij de gezondheidszorg is dat evident: iedere patiënt is medisch en menselijk uniek, vergt dus eigen professionele medische en zorggerelateerde keuzes en besluiten, die pas via heel veel lagen hun uitwerking zullen hebben op macro-niveau en dus op verzekeringspremies en belastinghoogtes[2]. Het ergste misverstand: omdat geld als het belangrijkste probleem wordt gedefinieerd, denkt men ook dat draaien aan de geldknop de oplossing is. Zoals men bij de decentralisaties in 2015 van jeugdzorg, ouderenzorg en uitvoering rond werk en inkomen bijvoorbeeld deed, door het gepaard te laten gaan met een bezuiniging, want het zou immers door gemeenten en dichtbij de mensen goedkoper worden. Terwijl iedereen die grotere reorganisaties werkelijk zelf gedaan heeft, weet dat een reorganisatie eerst meer geld kost om het goed voor te bereiden, in detail te beschrijven en daarna goed in te voeren, inclusief selectie en training nieuw management. Ik heb niet de indruk dat deze fasen goed en beheerst zijn doorlopen bij die decentralisaties[3].
Aandacht voor ‘public value’
Die beperkte boekhoudkundige blik kun je dit WRR rapport echter niet verwijten. Er is expliciet aandacht voor ‘public value’, voor keuzes door professionals en voor maatschappelijke afwegingen en draagvlak. Zelfs heeft men door dat ‘zorg’ een verwarrend containerbegrip is. De WRR legt de vijf wetten fijntjes uit die er direct over gaan. In de werkelijkheid moet ‘zorg’ worden gedefinieerd en dus alle maatregelen goed worden onderscheiden in diagnosecategorieën, problemen en categorieën van patiënten, ziekteverschijnselen en betrokken soorten professionals en de hulp die ze kunnen bieden. Zoals de WRR hier alleen laat zien in slechts een grafiek over wachttijden naar diagnose in de GGZ per aandoening en de OECD recent in haar rapport over ditzelfde vraagstuk[4] wel goed begrepen heeft.
7 kritiekpunten
Toch is er vanuit dat zorg-praktisch perspectief wel kritiek te leveren op dit WRR rapport, ik zie zeven grote kwesties:
In het begin noemt de WRR vijf factoren[5] die het probleem van de groeiende zorgvraag veroorzaken en dus een negatief effect hebben op het hier onderzochte probleem. Alle vijf zijn echter factoren die ook een positieve invloed op efficiency en effectiviteit van zorg hebben, een typisch voorbeeld van een gesuggereerde correlatie, zonder verder bewijs over de aard en richting van de impact.
De grote slag, die nu voor iedereen, dus ook zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten, het meest modern en strategisch is, staat niet in het rapport: de nieuwe technologische revolutie aan de ICT en mediakant met enorme effecten op samenleving, politiek en publieke diensten[6]. Dat leidt tot ‘disruptive power of citizens’ en dus ook van patiënten die zichzelf voortaan beter en sneller en massaler bottom-up kunnen organiseren in uitwisseling van data en reputaties, kennis van en keuzes rond behandelingen en zorgaanbieders[7], in klachten en directe inspraak, in zelforganisatie van zorg en in publieke opinie[8]. De WRR noemt het wel even bij de discussie over preventie[9]. Mijn kritiek daarop: het gaat om het voortbouwen op die nieuwe, eigen macht en inzichten van burgers, niet om ze ‘in te schakelen’ vanuit dit soort ‘wensen’ van politiek of zorgpartijen. Veel burgers zijn via moderne apps en monitoring watches al lang op hun gezondheid aan het letten[10], dat gedrag en die inzichten willen ze dus doorzetten en overeind houden als ze in het zorgsysteem terecht komen. De vele fitness scholen en informele gezamenlijke sportactiviteiten (die ook de invloed van die nieuwe communicatie technologie laten zien), die Nederland nu kent, ontstaan niet, omdat overheid of zorgverzekeraars dat graag willen.
Invloed van patiënten
Er is in het WRR rapport terecht veel aandacht voor public value[11], maar te weinig hoe dit dan ook om te zetten naar financiële en professionele sturing op basis van datzelfde georiënteerde values based healthcare[12][13]. In zijn algemeenheid had de analyse aan kracht gewonnen als de invloed van patiënten op zorgbeslissingen duidelijker was meegenomen. Een soort af pel benadering van onderop vanuit de plaats waar de echte besluiten vallen. Dat had dus ook geleid tot een scherpere typering waar de overheid wel zelf over kan beslissen, zoals: pakketkeuzes, eigen bijdragen regelingen, te betalen zorgpremies voor wettelijk vastgelegde minimale rechten, de verdeling en prioritering van schaarste en het stellen en handhaven van minimum normen van public health[14].
Er wordt een fraai overzicht gegeven van stelseldiscussies, ook met een internationale vergelijkende typering van zorgstelsels en zelfs een ordening naar ethische filosofie met rechtvaardigheidsbeginselen, maar dat gaat wel op een te abstracte manier en tevens te weinig kritisch naar de onderliggende formele beleidsprincipes. Zo wordt nogal kritiekloos gerefereerd aan marktwerking, terwijl ik meen dat dat vooral een politiek handige mythe is.[15]
De WRR heeft die politiek toch wel voldoende door en laat dat zien met een leuk stukje over hoe de politiek keuzes maakt[16]. Ik typeer echter het Nederlandse stelsel al lang als ‘ChinaZorg’[17]: een beetje markt aan de randen, het grootste deel staatssturing[18]. In deze typering klinkt dus te weinig door dat een markt alleen bestaat als de patiënt wat te kiezen heeft en te vertellen heeft over die keuze (quod non)[19]
‘Binnen … verandering van stelsels hoort aandacht te zijn voor de invloed van personen, zowel in boardrooms, in frontlinies van de organisatie als in de patiëntenmacht.’
Leiderschap?
De leiderschapsvraag wordt ook niet gesteld: wie gaat dit veranderen op welke frontlinie? Wie heeft de bagage, de skills en de drive om hier iets aan te doen (of houd het met genoegen in stand, ook dat is ‘leiderschap’). Veel stelselbesprekingen, ook in het WRR rapport, gaan er (te) stilzwijgend vanuit dat de overheid niet alleen de beste adressant is (dat ligt voor een overheidsclub voor de hand), maar ook dat dit de partij is met het grote overzicht, de lange termijn aandacht en de centrale regie om zaken structureel te verbeteren. Dat is praktisch en qua feitelijk gezag al heel lang een mythe. Het past ook niet bij de moderne inzichten van systeem- of complexiteitstheorie (en eigenlijk ook niet bij moderne politicologische inzichten).
Binnen elke typering van verandering van stelsels hoort er aandacht te zijn voor de invloed van personen, zowel in boardrooms, in frontlinies van de organisatie (‘leiderschap’) als in de (nieuwe) patiëntenmacht[20].
De analyse loopt teveel mee in het nu heersende politieke frame dat ‘markten fout zijn’ en ‘dat we van zorg geen markt moeten maken’. Overigens wordt dat vaak gezegd door mensen die nog nooit zelf in een commerciële markt hebben geopereerd.
Zorg als markt
Dit soort ‘kunstmatige’ markten kennen twee basiselementen: winstprikkels en concurrentie. Maar het ene kan best zonder het andere. Via eisen aan toegelaten instellingen kan je gemakkelijk winstprikkels beperken. Dat vergt dan wel een overheidstoezicht dat markten en marktondernemers en dus ook hun sluiproutes beter kent dan nu gebruikelijk. Het grote voordeel van (meer) concurrentie is nu net innovatie. Die innovatie is broodnodig, ook door nieuwe technologieën, en zie ik toenemend bij zorgondernemers, ondernemende dokters en andere zorgprofessionals en care instellingen, vaak ook in combinatie met andere partijen, zoals woningcorporaties, energieleveranciers, eerste lijnszorg en thuiszorg. Hier speelt nu eerder te weinig markt: ze worden vaak tegengehouden door de conservatieve, risicomijdende en budgetgestuurde (!) cultuur bij veel zorginkopers. Het draaien aan de geldknop vanuit het Haagsche kan dit conservatieve gedrag weer gaan bevorderen.
De aandacht voor personele schaarste (en wat er eventueel aan te doen) volgt ook teveel het polder frame. Het grootste probleem is niet personeel beter werven of beter betalen (al zal dat zeker helpen), het grootste probleem is de kwaliteit van werkgeverschap en van de aard en dus ook management van zorgorganisaties[21]
Meer dan een “Haagsch” debat
Kortom, ik denk dat het WRR rapport breed opgezet en goed onderbouwd is en gericht op het terechte politieke en bestuurlijke gesprek over zorgkosten, al hadden bovenstaande punten beter behandeld kunnen worden. Het is dus erg jammer dat ik noch in politiek noch in polder tot nu toe enige aanzet gezien heb voor het debat hierover. Daar zal wel weer het excuus voor zijn dat de demissionaire status van het kabinet dit verhindert. Dit is natuurlijk een slap excuus, want dit gesprek moet juist in en met het publiek en de zorg zelf gevoerd worden en niet vanuit een pretentieuze centrale regisseurshouding, maar vanuit een open luisteren, publiek onderzoeken, testen van opties en zoeken van een gemeenschappelijke urgentie. Ik sluit niet uit dat een demissionair kabinet daar beter in is dan een missionair!
Voetnoten:
[1] Zie ook kritiek van Raad voor Zorg en Samenleving in 2021 op de te eenzijdig boekhoudkundige en economische nadruk in de gesloten convenanten vanaf 2012 tussen overheid en branchepartijen
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in de Nieuwsbrief Zorg & Innovatie van Guus Schrijvers, oud-hoogleraar Public Health en Gezondheidseconoom.
U kunt zich hier abonneren op de Nieuwsbrief Zorg & Innovatie
Noot van de redactie: Ten behoeve van de leesbaarheid zijn tussenkopjes en citaten toegevoegd.