artikel uitgelichtMaatschappelijk ondernemerschap
Maatschappelijke onderneming noodzakelijk voor ‘Social Investment Welfare State’
College Jan Kees Helderman over transformatie van verzorgingsstaat

Dit weekend was in Amsterdam de ALV van de Kring Andragologie (Over Sociaal Veranderen), waarbij Jan Kees Helderman een goed onderbouwde lezing hield over zijn visie op de transitie van de verzorgingsstaat. Het is goed om te zien hoe dergelijke thema’s nog steeds dicht aan liggen tegen waar Andragologie zich druk om maakt en naar kijkt: de ondersteuning, zowel collectief als individueel en zowel tussen burgers onderling als met professionals, van kwetsbaren en mensen die hulp nodig hebben in hun verdere leven en levenspad. Andragologie was bij uitstek een humanistische en waarden gedreven wetenschap.
Ook het concept van ‘maatschappelijke onderneming’, zoals Public Space dat concept in de jaren 90 in de toenmalige privatiseringsdebatten introduceerde, bleek, op grond van dit college, in deze transformatie uitdrukkelijk een plaats te moeten hebben. De kern van ons denken over de publieke zaak en de beste inrichting van publieke dienstverlening was een driehoek van staat/overheid, markt en marktpartijen en burgers/civil society (zie datzelfde boek, 20000 , die we toen ook geïntroduceerd hebben en inmiddels internationaal overal is overgenomen. Dus niet de dichotomie volgens een simpele tegenstelling en bipolaire keuze tussen staat of markt, maar met uitdrukkelijk een derde hoek in de balans voor de publieke zaak: burgers, burgerschap, civil society en vele vormen van non-profit of coöperatieve organisatievormen, waarin dat burgerschap zich uit
College Helderman over transformatie verzorgingsstaat en principes onder Social Investment Welfare State
Jan-Kees Helderman is een Nederlandse bestuurskundige, verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn werk richt zich vooral op beleidsontwikkeling, institutionele verandering en de rol van de verzorgingsstaat, met een sterke focus op gezondheidszorg, decentralisatie en governance.
Zijn college ging langs de volgende lijnen: [alle fouten in deze weergave zijn alleen voor de verantwoordelijkheid van deze redactie]
De verzorgingsstaat is getransformeerd, niet verdwenen
Helderman benadrukt dat de verzorgingsstaat niet is afgebroken (zoals neoliberale critici vaak vrezen), maar dat hij getransformeerd is naar een ander model. Er is sprake van een hybride verzorgingsstaat, waarin overheid, markt en civil society samen verantwoordelijk zijn.
1. Van klassieke naar “regulerende” verzorgingsstaat
Dit noemt hij ook wel de overgang naar een “enablement state” of “regulatory welfare state”.
2. Van verzorging naar participatie
Helderman wijst op de verschuiving van verzorging naar eigen verantwoordelijkheid en participatie. Burgers worden geacht meer zelf te doen: voor elkaar zorgen, eigen regie voeren, zelfredzaam zijn.De burger is niet langer alleen cliënt, maar ook co-producent van zorg en welzijn.
Dit ligt natuurlijk dicht aan tegen de concepten van de Public Space Foundation over actief burgerschap en privaat maatschappelijk ondernemerschap en uiteraard ook bij het proefschrift van Steven de Waal naar de waarden van maatschappelijk leiders!
3. Hybride stelsel: samenwerking tussen staat, markt en civil society
Vooral in sectoren als zorg en sociale zekerheid zien we netwerksturing en publiek-private samenwerking.
4. Risico’s: fragmentatie, ongelijkheid, onduidelijkheid
Door decentralisatie en marktwerking ontstaan complexe stelsels, die moeilijk navigeerbaar zijn voor burgers. Er dreigt ongelijkheid in toegang en kwaliteit van voorzieningen. Lokale overheden en instellingen raken soms verstrikt in bureaucratie of financiële beperkingen.
De essenties en bouwstenen van een Social Investment Welfare State
Jan-Kees Helderman beschrijft de transformatie van de klassieke verzekeringsstaat naar een “social investment welfare state” als een van de belangrijkste evoluties binnen de moderne verzorgingsstaat.
Hieronder de essenties van die social investment welfare state in zijn analyse:
1. Van beschermen tegen risico’s → investeren in menselijk kapitaal
2. De mens als ‘homo productivus’
In deze nieuwe benadering wordt de burger gezien als iemand met potentieel om te participeren, te leren en te werken. Dit leidt tot een activerend beleid: rechten gaan hand in hand met verantwoordelijkheden.
3. Herdefinitie van solidariteit
Solidariteit wordt strategischer en toekomstgerichter – gericht op maatschappelijk rendement.
4. Spanningsveld tussen efficiency en inclusie
Helderman is kritisch over het spanningsveld tussen sociaal investeren en sociaal beschermen, het kan leiden tot uitsluiting van mensen die niet in het investeringsdenken passen (bijv. langdurig zieken, mensen met lage scholingsgraad).
5. Politiek en governance in de investeringsstaat
Helderman benadrukt dat deze verschuiving niet neutraal is: het vraagt om nieuwe governance-vormen, zoals:
- Publiek-private samenwerking
- Gedecentraliseerd beleid (zoals de participatiewet)
- Resultaatgericht financieringsmechanismen (bijv. social impact bonds)
Verschillen in filosofie en analyse met Public Space Foundation
Waar Steven de Waal inzet op maatschappelijk ondernemerschap en actief burgerschap als bottom-up tegenkracht en daardoor deze systemen menselijker wil maken en dichterbij burgers wil brengen, richt Helderman zich op het analyseren van de institutionele randvoorwaarden waaronder die krachten wel of niet tot hun recht komen. Beiden benadrukken het belang van hybride modellen en de kracht van civil society, maar Helderman doet dat meer vanuit de analyse van beleid en instituties; De Waal vanuit een beschrijving (want anders zien veel overheidsadepten, zowel ambtelijk als politiek, dat helemaal niet, ‘je gaat het pas zien, als je het doorhebt’!) van het actuele maatschappelijk leiderschap en burger initiatief.
Helderman legde in zijn betoog een groot en in zijn eigen ogen ook wel een optimistisch geloof aan de dag in het veranderen en aanpassen van ‘de bureaucratie’ aan de nieuwe ideeën, vormen en vereisten die onder deze omslag zitten. Hij leek ons daarin te optimistisch, die slagen kan de bureaucratie helemaal niet maken. Hij had ook, uiteraard, in onze ogen te weinig oog voor de typisch Nederlandse publiek/privaat constructie die we dankzij de positie van maatschappelijke ondernemingen in een groot deel van de publieke dienstverlening hebben. Juist in die private, professionele non-profit schil zitten al deze elementen: professioneel, op maat, individuele benadering en bejegening, dichtbij burgers. Daarbovenop, en daarom noemden we het ook (maatschappelijke) ondernemingen, is het grote voordeel dat deze ook veel dichterbij de actuele innovatie in professionaliteit en bijbehorende techniek zitten, dan een bureaucratie ooit kan zijn!
De bijzondere positie van de ‘maatschappelijke onderneming’
Vanuit zijn bestuurskundige benadering lijkt Helderman sterk te moeten inzetten op een positief geloof dat deze moderne benadering kan plaatsvinden in en rechtstreeks vanuit de overheid en door een ‘goedwillende’ of ‘moderne’ bureaucratie. In mijn analyse is dat een onmogelijke vraag aan een bureaucratie. De private non-profit schil is hard nodig. De maatschappelijke onderneming met hun maatschappelijke missie en doelstelling en met hun private positie hebben de aard en de doelstellingen om dat met enige ruimte ten opzichte van de bureaucratie te kunnen waarmaken. Wij hebben gemerkt dat dat alleen al, het toelaten van een zelfstandige en professionele partner die dichterbij burgers en samenleving staat, al heel erg moeilijk is voor een bureaucratie, zowel nationaal als lokaal. Ons manifest van 2004 heette niet voor niets: ‘Naar een intelligente en verbonden overheid’. Je hebt die aparte, professionele, private schil nodig om dichterbij burgers, meer op maat en inspelend op vele innovatieve, professionele ontwikkelingen in de publieke dienstverlening in te bouwen.
Historische beweegredenen (jaren 90) achter het nieuwe concept ‘maatschappelijke onderneming’
Het is goed om terug te halen wat indertijd onze beweegredenen waren om dit concept en deze driehoek te introduceren in de publieke debatten van dat moment:
1. Reactie op de privatiseringsgolf en het marktdenken
In de jaren ’90 was er in Nederland (en breder in Europa) een sterke beweging richting privatisering en marktwerking in de publieke sector. De dominante tweedeling was: óf overheid (publiek) óf markt (privaat/commercieel). De Waal zag deze dichotomie als te simplistisch en gevaarlijk, omdat ze geen ruimte liet voor de kracht van burgerinitiatief, civil society en missiegedreven organisaties.
2. Observatie van bestaande praktijk: private non-profits in publieke dienstverlening
Vanuit zijn werk als adviseur en praktijkkenner zag De Waal dat veel belangrijke publieke diensten in Nederland al decennia lang werden geleverd door private non-profitorganisaties, zoals ziekenhuizen, woningcorporaties en onderwijsinstellingen. Ze werkten met publieke middelen, maar hadden een private organisatievorm met een maatschappelijke missie.
3. Introduceren van een derde weg: niet publiek, niet commercieel, maar maatschappelijk
De Waal zag de noodzaak voor een ‘derde positie’ naast overheid en markt: organisaties die wel publiek gericht zijn, maar privaat georganiseerd. Hij gebruikte de term ‘maatschappelijke onderneming’ om deze organisaties te duiden.
4. Burgerschap en civil society centraal
Hij was sterk beïnvloed door het idee dat een gezonde democratie en samenleving niet alleen rust op een sterke overheid of efficiënte markt, maar op een actieve civil society en burgers die verantwoordelijkheid nemen voor publieke waarden.
5. Behoefte aan nieuwe governance en leiderschap
De klassieke overheidsmodellen voldeden niet meer, en de markt leverde vaak perverse prikkels. Er was behoefte aan nieuw maatschappelijk leiderschap, met bestuurders die waarden-gedreven keuzes maken in complexe publieke domeinen. De maatschappelijke onderneming moest ook nieuw leiderschap stimuleren: gericht op publieke waarde, legitimiteit en integriteit.
Goed en adequaat intern toezicht op de maatschappelijke onderneming bleek cruciaal
In onze ogen is dit dus ook wat er mis ging in de schandalen in deze publiek/private constructie in het verleden. Juist in het slecht functioneren van die Raden van Toezicht die onvoldoende scherp hadden en bewaakten dat de ‘public value orientatie’ en het ‘non-profit’ karakter bovenin de organisatie overeind beleven. Vooral richting hun bestuurders hebben ze in mijn ogen erg zwak geopereerd.
Commerciële onderdelen toevoegen aan de organisatie kan best, al is het maar om als goed werkgever spannend en modern werk en arbeidsvoorwaarden aan sommige medewerkers te kunnen bieden, maar:
a. het totaal, de holding, moet non-profit blijven (waardoor eventuele winst altijd ten goede komt aan missie en algemeen belang)
b. dat geldt bij uitstek voor het holding bestuur, die moeten gecommitteerd zijn aan dezelfde missie en non-profit karakter en geen enkel direct belang hebben bij de commerciële activiteit.
Daarop hadden deze Raden van Toezicht dus moeten toezien, meer dan ze nu deden.
Politiek gezien zit er op deze nieuwe publiek/private vormgeving nog veel spanning en wantrouwen
Ook al zitten we nu middenin een tijd waarin de burgerij en in navolging daarvan dus ook de politiek kritisch wordt op de eigen overheid en de eigen overheidsuitvoering door allerlei schandalen, zoals die rond het Gronings Gas maar ook rond het Toeslagenschandaal, toch worden ook die maatschappelijke ondernemingen en met name hun publiek/private karakter gewantrouwd door vele schandalen uit het verleden. Dat betrof toen ook al deze sectoren, zoals woningcorporaties (Vestia, Rochdale), gezondheidszorg (Slotervaart Ziekenhuis, Philadelphia, Meavita) en onderwijs, (ASA, ROC Leiden, InHolland). Ondanks de grondige onderzoeken indertijd naar deze schandalen en een aantal pittige maatregelen in domein afbakening (geen commerciële activiteiten meer), governance voorschriften en nationaal toezicht, is dat wantrouwen (of moet je het politieke angst noemen) toch niet verdwenen. Daarmee komt elke transformatie zoals Jan Kees Helderman die schetst, van ‘verzorgingsstaat’ tot ‘verzekeringsstaat’, van het hele publieke domein en van het meenemen van de nieuwe macht van burgers allemaal in een impasse terecht.
SAMENVATTEND
De Public Space Foundation roept op tot een fundamenteel ander beleids- en bestuursdenken dat uitgaat van maatschappelijk ondernemerschap als spil van een veerkrachtige, innovatieve en betrokken publieke dienstverlening. Geen herhaling van achterhaalde staats- of marktmodellen, maar durven denken in termen van missie, waarden en betrokkenheid – van onderop.
Tijd om dat te gaan opschonen. daar horen deze analyses van Helderman zeker bij, evenals de intellectuele en van de overheid, politiek en bureaucratie onafhankelijke nieuwe inzichten en concepten van de Public Space Foundation. Dat is precies waarom Nederland private en onafhankelijke denktanks nodig heeft.